Afgelopen juni promoveerde WAP-redactielid Cindy van Boven op haar onderzoek naar de Nederlandse Gebarentaal (NGT). In deze editie van Het Proefschrift vertelt ze wat meer over dit onderzoek.
Cindy: De afgelopen jaren werkte ik bij de Universiteit van Amsterdam aan mijn promotieonderzoek. In juni was het eindelijk zover: ik mocht mijn onderzoek verdedigen! De titel van mijn proefschrift is (vertaald naar het Nederlands) Morfologische reduplicatie in de Nederlandse Gebarentaal: Een typologisch en theoretisch perspectief. Dat is een hele mond vol, dus laten we eens kijken wat die titel nou eigenlijk precies betekent.
Morfologische reduplicatie
Het eerste deel van de titel van mijn proefschrift is ‘Morfologische reduplicatie’ – maar wat bedoel ik daar mee? Morfologie is het deel van de taalwetenschap dat zich bezighoudt met woordvorming. Een voorbeeld van woordvorming is het enkelvoud veranderen naar het meervoud. In het Nederlands doen we dat bijvoorbeeld zo:
1 boek ⇒ 2 boek-en
‘Boeken’ bestaat dus uit twee delen: ‘boek’ en een meervoudsmarkeerder ‘-en’. Een andere manier van woordvorming is reduplicatie, wat inhoudt dat je een woord of een gebaar herhaalt om op die manier de betekenis ervan te veranderen. In sommige talen kun je reduplicatie gebruiken om het meervoud te vormen, zoals in het Indonesisch:
buku ⇒ buku-buku
boek ⇒ boek-boek
‘boek’ ‘boeken’
Met morfologische reduplicatie doel ik dus op het herhalen van een woord om op die manier de betekenis ervan te veranderen. Reduplicatie komt niet echt voor in het Nederlands, maar wel in veel andere gesproken talen. Naast het vormen van het meervoud, kan het nog vele andere betekenissen hebben.
Morfologische reduplicatie in de Nederlandse Gebarentaal
Ook in gebarentalen wordt reduplicatie vaak gebruikt. In mijn proefschrift heb ik gekeken naar morfologische reduplicatie in een specifieke gebarentaal, namelijk de Nederlandse Gebarentaal. Om meer te weten te komen over hoe reduplicatie precies werkt in die taal, heb ik drie verschillende onderzoekstaken ontworpen, waarbij ik dove NGT-gebaarders vroeg om reduplicatie in verschillende contexten te gebruiken. Daarnaast heb ik ook bekeken hoe reduplicatie eruitziet in het Corpus NGT. Dat is een grote verzameling video’s van gebaarders, die de Nederlandse Gebarentaal gebruiken en met elkaar in gesprek of discussie zijn of verhalen vertellen. Dat corpus bestond al (zie: https://www.corpusngt.nl/) en ik kon er in zoeken.
De resultaten die ik heb verzameld laten zien dat reduplicatie in de Nederlandse Gebarentaal verschillende functies kan hebben. Eén van die functies is het vormen van het meervoud, net zoals we al zagen voor het Indonesisch. In de Nederlandse Gebarentaal kan je een gebaar herhalen om het meervoud ervan te vormen, zoals in het volgende voorbeeld:
Deze herhaling noem ik in mijn onderzoek ‘gewone reduplicatie’. Maar dit is niet de enige manier van herhalen. In sommige gevallen wordt het gebaar namelijk niet alleen herhaald, maar beweegt de hand ook nog eens opzij – dit noem ik ‘zijwaartse reduplicatie’ – zoals in het volgende voorbeeld:
Deze twee verschillende manieren van het vormen van het meervoud illustreren meteen één van de belangrijkste bevindingen van mijn onderzoek: er bestaan verschillende soorten reduplicatie in de Nederlandse Gebarentaal. Welk type de gebaarders kiezen, hangt af van verschillende factoren. Voor meervoudsvorming is bijvoorbeeld de locatie van het gebaar belangrijk: gebaren op het lichaam (zoals ‘mens’) blijven op het lichaam, en worden dus zonder zijwaartse beweging herhaald. Gebaren naast het lichaam (zoals ‘lamp’) hebben juist vrijwel altijd een zijwaartse beweging in hun herhaling.
Een typologisch en theoretisch perspectief
Interessant genoeg zijn dergelijke bevindingen ook voor andere gebarentalen beschreven. Dit brengt me tot het voorlaatste deel van de titel van mijn proefschrift: Een typologisch perspectief. Typologie houdt in dat verschillende talen met elkaar vergeleken worden. Omdat reduplicatie vaak voorkomt in zowel gebarentalen als gesproken talen, leent dit woordvormingsproces zich goed voor zo’n vergelijking. Zo beschrijf ik verschillen en overeenkomsten tussen mijn bevindingen over de Nederlandse Gebarentaal en wat eerder beschreven is voor andere talen. Een voorbeeld van een typologisch verschil zien we als we naar de Duitse Gebarentaal kijken: in die taal worden gebaren die op het lichaam gearticuleerd worden namelijk nooit herhaald. We zagen al aan het voorbeeld van ‘mensen’ dat dit in de Nederlandse Gebarentaal niet opgaat: ‘mens’ in Nederlandse Gebarentaal maakt lichaamscontact, maar wordt toch herhaald. Hier zien we dus een duidelijk verschil tussen twee gebarentalen!
Tot slot is het laatste deel van de titel van mijn proefschrift Een theoretisch perspectief. In mijn boek presenteer ik namelijk een theoretische analyse van reduplicatie in Nederlandse Gebarentaal. Hier gebruik ik een taalwetenschappelijke theorie die al vaak gebruikt is om reduplicatie in veel verschillende gesproken talen te analyseren (genaamd Optimaliteitstheorie). De theorie is veel minder vaak gebruikt om naar reduplicatie in gebarentalen te kijken. De details van de analyse laat ik nu buiten beschouwing, maar hier wil ik benadrukken dat het van belang is om zulke theorieën óók uit te testen op gebarentaaldata, in plaats van alleen op gesproken talen. Zo breiden we namelijk ook onze kennis over het menselijk taalvermogen uit, en brengen we niet alleen overeenkomsten, maar ook verschillen tussen gebarentalen en gesproken talen aan het licht.
Vond je dit interessant? Cindy’s proefschrift (inclusief Nederlandse samenvatting) is hier te lezen:
https://pure.uva.nl/ws/files/175631852/Thesis.pdf
Een samenvatting van het proefschrift in de Nederlandse Gebarentaal is hier beschikbaar:
https://doi.org/10.21942/uva.25232884
Wil je meer weten? Neem contact op met Cindy via c.m.j.vanboven@uva.nl.