Nieuwe WAP-redactieleden Lisanne Plutschouw en Eveline Elferink werken als lerarenopleiders taal en onderzoekers bij de lectoraten Kritisch Burgerschap & Social Justice en Jonge Kind. In deze rubriek delen zij verhalen uit de onderwijspraktijk.
Op een zaterdagmiddag in oktober luisteren wij, Lisanne en Eveline, naar verhalen van studenten. De dag ervoor zijn ze op stage geweest; vandaag delen ze op de hogeschool hun ervaringen met ons en met elkaar.
Op de lerarenopleiding werken we dagelijks met studenten die een toekomst in het onderwijs ambiëren: als onderwijsassistent, pedagogisch professional of leerkracht in het basisonderwijs. Vanaf het eerste jaar lopen zij stage, vaak op scholen waar de leerlingenpopulatie de superdiversiteit van de samenleving weerspiegelt. In hun klassen zitten kinderen die thuis een andere taal spreken of opgroeien in gezinnen waar dagelijks wordt geschakeld tussen talen en taalvariëteiten.
Toen we een aantal weken geleden vroegen welke talen de leerlingen uit hun stageklassen spraken, bleven veel studenten het antwoord schuldig. Ze gaven aan dat de kinderen allemaal Nederlands waren, of dat ze niet goed wisten of leerlingen thuis een andere taal gebruikten. Soms deden ze aannames op basis van naam, huidskleur of afkomst, zonder echt zicht te hebben op de talige realiteit in hun klas.
Deze observatie vormde het beginpunt voor een reeks gesprekken met studenten over meertaligheid en talige diversiteit. Daarbij onderzoeken we niet alleen wat studenten weten, maar ook hoe zij denken over taal: welke overtuigingen, impliciete normen en vanzelfsprekendheden hun opvattingen sturen.
Voor veel studenten is meertaligheid aanvankelijk iets abstracts, iets wat ze vooral in beleid of theorie tegenkomen. Pas wanneer ze verhalen uit hun eigen leven of uit hun stage delen, krijgt het onderwerp meer betekenis. Dan wordt duidelijk hoe taal niet alleen een middel tot communicatie is, maar ook onderdeel van wie we zijn, hoe we meedoen en ons verbonden voelen met de mensen om ons heen.
In het huidige onderwijsbeleid krijgt meertaligheid geleidelijk meer aandacht. In de nieuwe kerndoelen voor Nederlands in het basisonderwijs, die in 2027 in werking treden, wordt benadrukt dat scholen meer ruimte moeten bieden aan meertaligheid (SLO, 2025). Die oproep komt voort uit verschillende inzichten: meertaligheid is de dagelijkse realiteit in veel klassen en het erkennen daarvan versterkt het welbevinden en de betrokkenheid van leerlingen. De talen die leerlingen al beheersen kunnen als hulpbron dienen bij het leren van Nederlands, andere talen (zoals Engels) én bij het leren van andere vakken op school. Wanneer meertaligheid functioneel wordt ingezet, kan dat het begrip, de taalontwikkeling en de leerprestaties versterken. Aandacht voor thuistalen bevordert de kansengelijkheid en ondersteunt de identiteitsvorming van leerlingen doordat zij ervaren dat hun taal en achtergrond erkend en gewaardeerd worden.
De Onderwijsraad (2025) sluit zich daarbij aan en benadrukt dat de aanwezige talige rijkdom in scholen beter benut kan worden. In de praktijk zien we dat ruimte voor meertaligheid nog sterk verschilt per school. Sommige scholen staan toe dat leerlingen in hun thuistaal met elkaar overleggen; andere hanteren nog altijd een strikt eentalig beleid. Studenten nemen die keuzes vaak als vanzelfsprekend aan, beïnvloed door de opvattingen van ervaren leerkrachten.
We gaan daarover graag met studenten in gesprek. Onze ervaring, zowel in onderzoek als in talig diverse scholen, leert dat de manier waarop een school met taal omgaat, veel zegt over de ruimte die leerlingen krijgen om zichzelf te laten zien. Taalbeleid is nooit neutraal: het bepaalt wie een stem krijgt, en wie, of welke kennis, onbedoeld buitengesloten blijft.
In onze colleges over meertaligheid werken we in drie stappen: bewustwording, kennis en vaardigheden. De eerste stap is persoonlijke reflectie. We vragen studenten: welke talen spelen een rol in jouw leven en welke betekenis hebben die talen voor jou?
Tijdens zo’n les maken studenten een talenportret: een tekening waarin ze hun talige identiteit verbeelden. Een student tekent de Turkse vlag bij haar hart en vertelt dat ze met haar ouders Turks spreekt en die taal ook aan haar kinderen wil doorgeven. De student naast haar vertelt dat hij dagelijks Nederlands en Engels spreekt en in straattaal met vrienden communiceert. Twee studenten uit Volendam leggen uit dat ze zich pas écht zichzelf voelen wanneer ze met vrienden Volendams spreken.
In deze gesprekken wordt voelbaar wat taal eigenlijk doet. Niet als systeem van regels, maar als sociaal en emotioneel anker, als onderdeel van wie je bent en hoe je je tot anderen verhoudt. Deze persoonlijke inzichten vormen een opstap naar de tweede stap: het herkennen van talige diversiteit in de klas.
We moedigen studenten aan om op stage het gesprek over meertaligheid aan te gaan. Dat levert regelmatig onverwachte inzichten op. Een student vertelde eerst dat alle kinderen in haar klas alleen Nederlands spraken. Een week later kwam ze terug: ‘Ik ben toch het gesprek aangegaan over meertaligheid. Tijdens een kringgesprek kwam ik erachter dat ik wel kinderen in de klas heb die meertalig worden opgevoed! De kinderen zijn allemaal in Nederland geboren, maar hun ouders niet, die spreken thuis met hun kinderen in hun moedertaal!’
Door dit soort gesprekken wordt meertaligheid zichtbaar en verandert het perspectief van studenten. Ze gaan anders kijken, letterlijk en figuurlijk. Een andere student vertelde hoe ze in de schoolbibliotheek boekjes in het Sranan had ontdekt. Kinderen met een Surinaamse achtergrond reageerden enthousiast, maar ook de andere leerlingen waren nieuwsgierig naar de woorden en verhalen. ‘De kinderen willen nu steeds naar de bibliotheek om die boekjes te lenen. De hele klas heeft ze al gelezen.’
Voorbeelden als deze laten zien hoe talige diversiteit het onderwijs kan verrijken. Een begroeting in een andere taal, een tweetalig boek, of een woordmuur met thuistalen kan de nieuwsgierigheid prikkelen en nieuwe gesprekken op gang brengen. Het zijn vaak de kleine gebaren die de grootste impact hebben.
Aan het einde van het semester presenteren studenten hun eigen interventies: kleine, zelfbedachte manieren om meertaligheid zichtbaar te maken. Een student begroette een leerling met ‘Sobh bekheir, Redouan!’, goedemorgen in het Farsi. ‘Ik zag zijn gezicht oplichten,’ vertelde de student. ‘Er verscheen een grote glimlach op zijn gezicht. Het raakte niet alleen hem, maar ook mij.’
Ervaringen als deze laten zien dat taal meer is dan losse woorden. Het zichtbaar maken en waarderen van thuistalen versterkt zowel het leren als de relatie tussen leerling en leraar. Het schept een klasomgeving waarin elke taal, en daarmee elke stem, ertoe doet.
Op de lerarenopleiding willen we studenten niet alleen laten leren over meertaligheid, maar ook laten ontdekken wat ze er mee kunnen doen in hun eigen klas. Hoe kunnen zij de thuistalen van hun leerlingen inzetten? En hoe kunnen ze deze talen gebruiken om relaties te versterken en begrip te vergroten?
Onze ervaring leert: het begint vaak met iets kleins. Een vraag, een begroeting, een boek. En soms met één woord dat deuren opent:
‘Sobh bekheir.’
Onderwijsraad. (2025, 4 september). Talige diversiteit benutten [Advies]. Onderwijsraad.
SLO (2025). Definitieve conceptkerndoelen Nederlands herziene versie 2025. SLO.
