Over: Beyn ES & Shokhor-Trotskaya MK (1966). The preventive method of speech rehabilitation in aphasia. Cortex, 2, 96-108. https://doi.org/10.1016/S0010-9452(66)80031-X
Verreweg de meest diepgaande linguïstische theorieën in de wereld van de afasie betreffen de afasie van Broca. Het kenmerkende van de gesproken taal van patiënten met een ‘pure’ Broca afasie is het spreken in inhoudswoorden, vooral zelfstandige naamwoorden en werkwoorden in de infinitiefvorm: telegramstijl. Het ontstaansmechanisme is een grammaticale stoornis, vandaar de voortdurende theoretisch-linguïstische belangstelling. Het taalbegrip is redelijk intact, hoewel het begrijpen van complexe syntactische structuren ook problemen oplevert.
Binnen de therapie zijn er verschillende benaderingen: het streven naar normaal taalgebruik door het stap voor stap aanleren van syntactische constructies en lijnrecht daartegenover het stimuleren van telegramstijl, een aanpassing aan de stoornis. De gedachte bij deze laatste benadering is dat de moeite en de tijd die het de patiënt kost om goede zinnen te maken de kwaliteit van het functionele taalgebruik vermindert. De zelfstandige naamwoorden en de werkwoorden zijn redelijk bereikbaar voor deze patiënten met Broca en zinvol voor de betekenis.
Wat echter het nieuwe van het oude grotendeels vergeten artikel van Beyn en Shokhor-Trotskaya is ‘The preventive method of speech rehabilitation in aphasia’ uit de Moskouse school van Alexander Luria? De titel zegt het al: het is mogelijk om in de acute fase te voorkomen dat telegramstijl ontstaat. Hoe gaan zij te werk?
De therapie werd in een vroeg stadium, in de eerste maand na de beroerte, gegeven aan 25 patiënten met een redelijk taalbegrip die niet of nauwelijks spraken; de klassieke patiënten met Broca van wie op den duur telegramstijl verwacht wordt. Het uitgangspunt is dat gewerkt wordt aan een functie waarvan pas later blijkt dat die functie ‘defect’ is. Bij agrammatisme is er een disintegratie van het predicatieve systeem. De therapie is gericht op het tegengaan van deze disintegratie via het meespreken en nazeggen van woorden met een predicatief aspect. Woorden met een semantische inhoud die een emotie oproepen of een bepaald idee: ‘Nee!’ ‘Daar!’ ‘Geef!’ worden het eerst geoefend. Vervolgens frasen met voornaamwoorden en modale werkwoorden: goed voor het kenbaar maken van vragen en wensen. Hierna bijwoorden, voltooide deelwoorden en verleden tijden, via vraag/antwoord. Zelfstandige naamwoorden en werkwoordsinfinitieven, de peilers van agrammatisch taalgebruik, worden zoveel mogelijk vermeden. Pas als spontaan de eerste woorden komen, worden ze voorzichtig gelanceerd, maar dan zijn het wel woorden met een algemene betekenis zoals ‘vrouw’, ‘man’, ‘kind’.
Het resultaat was dat geen enkele patiënt telegramstijl ontwikkelde. Volgens de auteurs ‘droeg de vroege reconstructie van de innerlijke taal van de patiënt bij tot de daarop volgende normalisatie van hun gesproken taal’. Zij gaan nog een (Russisch filosofische) stap verder in hun interpretatie: ‘Early reconstruction of inner speech and creation of a dynamic verbal foundation of thought must contribute to some degree of normalization of the thinking activity.’ De therapie was een bewuste reactie op de algemene tendens waarbij veel aandacht besteed werd aan het benoemen van voorwerpen.
Het is een oud beschrijvend artikel. De eisen zijn nu totaal anders bij het aantonen van evidentie, maar de achtergrond van de methode en de methode zelf zijn volgens mij relevant genoeg als aanleiding voor een onderzoek, waarbij patiënten met bovengenoemd profiel met en zonder deze vroegtijdige therapie gedurende minimaal een half jaar vervolgd worden. Eerst pilotten, maar wie weet… Het kan zo zijn dat er in een later stadium toch telegramstijl optreedt. Hier is het artikel onduidelijk over. Maar wellicht kan de methode echt preventief werken, hetgeen een unicum in de afasietherapie betekent. Bij mijn weten is er nooit een replicatiestudie verricht. Een verwante succesvolle therapie voor deze patiënten is de Melodic Intonation Therapy, waarbij de spontane taal wordt getriggerd door het meezingen en nazeggen van korte zinnen. Deze therapie is echter niet zo methodisch en gradueel gericht op predicatieve woorden, als de therapie van Beyn en Shokhor-Trotskaya en evenmin is bekend of na de therapie al of niet agrammatisch taalgebruik ontstaat.
Genezen, stimuleren of voorkomen?
In de Nederlandse klinische praktijk kunnen patiënten ‘genezen’ van agrammatisch taalgebruik door het oefenen van functiewoorden via multiple choice taken, aanvulzinnen of het geaccentueerd nazeggen: ‘Mét de boot náár Vlieland’. Bij een andere vorm van therapie wordt de telegramstijl juist gestimuleerd om de informatie-overdracht zo soepel en adequaat mogelijk te maken.
Door het op tijd inspringen met een predicatieve therapie is volgens de auteurs van het besproken artikel de keuze tussen ‘genezing’ of ‘stimulatie’ van telegramstijl als compensatiestrategie niet meer nodig. Er ontstaat geen telegramstijl meer. Een spannende hypothese voor een replicatie-onderzoek, waarbij de patiëntenselectie, de aanvangstijd van de therapie en de follow-up cruciaal zijn.
Over de auteur
Dr. Evy Visch-Brink is werkzaam als klinisch linguïst op de afdeling neurologie en neurochirurgie aan het Erasmus MC in Rotterdam.