Over: Ackermann et al. (1993)

In 1993, toen ik net geboren was, publiceerden Ackermann, Gröne, Hoch en Schönle een artikel met de titel Speech freezing in Parkinson’s disease: a kinematic analysis of orofacial movements by means of electromagnetic articulography. Op het eerste gezicht geen baanbrekend onderzoek. Het was niet de eerste studie over spraak bij de ziekte van Parkinson (het feit dat spraakproblemen en Parkinson hand in hand gaan was al bekend) en het was ook niet hun eerste studie naar spraak bij de ziekte van Parkinson. Wel was dit de eerste studie waarin electromagnetische articulografie, een nieuwe methode voor spraakanalyse, werd gebruikt voor het onderzoeken van spraakproblemen die optreden als gevolg van de ziekte.

Vroeger …
Electromagnetische articulografie (probeer dat maar eens vijf keer snel te zeggen) is ontwikkeld in de jaren ‘80 van de vorige eeuw, in de medische faculteit van de Universiteit van Göttingen, Duitsland. Schönle, een van de auteurs van het artikel, was een van de eersten die een beschrijving gaf van een electromagnetische articulograaf (inmiddels vaak afgekort naar EMA) die werkt op basis van afwisselende magnetische velden. Met dit apparaat werd het mogelijk om de bewegingen van articulatoren – de tong, de lippen en de kaak – te volgen. De eerste commerciële articulograaf was een groot gevaarte dat er niet alleen eng uitzag, maar ook veel handelingen vereiste van de onderzoeker. De EMA zorgde echter voor veelbelovende resultaten, hij kon worden gebruikt voor het bestuderen van verschillende populaties en, een groot pluspunt, hij was veilig en redelijk comfortabel voor de deelnemer.

De eerste commerciële articulograaf, de AG-100 (foto: Zierdt et al., 2000)

Ackermann en zijn collega’s waren ook enthousiast over het gebruik van deze nieuwe techniek. In hun artikel beschrijven ze een 60-jarige patiënte met Parkinson met zogeheten freezing van spraak, een symptoom waarbij bewegingen als het ware “bevriezen” en verstijven. Met tandartslijm plakten ze vijf sensoren op haar lippen, kaak, puntje- en achterste van haar tong. De patiënte voerde een diadochokinesetaak uit (nog een tongbreker!) door het zo snel mogelijk herhalen van de lettergrepen /pa/ en /ta/. Hoewel het experiment slechts enkele minuten duurde en maar werd uitgevoerd bij één deelnemer, bevestigde het iets belangrijks: er gebeurt meer tijdens articulatie dan we horen. Bij het luisteren naar de patiënt, leek het alsof zij meestal /ta/ met een langere klinker produceerde in plaats van snelle repetities van de hele lettergreep. Maar bij het kijken naar de daadwerkelijke bewegingen, werd het duidelijk dat de tong toch heel snel bewoog. Doordat precisie werd opgeofferd voor tempo, werden de bewegingen niet afgemaakt. Voilà: een verklaring voor het feit dat met name de klinker werd gehoord, terwijl er wel degelijk (minimale) articulatie van de medeklinker plaatsvond.

… en nu?
Binnen het Speech Lab Groningen (PI: prof. dr. Martijn Wieling) ben ik momenteel bezig met mijn promotieonderzoek naar spraakplanning en -monitoring bij mensen met de ziekte van Parkinson. Hierin gebruik ik de EMA en ik ben blij om te kunnen melden dat er in de afgelopen drie decennia veel is veranderd. Waar de articulografen van de jaren 1980 groot waren, maximaal zes sensoren hadden en slechts honderd metingen per seconde konden doen, zijn de huidige articulografen een stuk verbeterd. Ze zijn compacter en tegenwoordig kunnen we zestien of meer sensoren op articulatoren plakken en kunnen we bewegingen volgen met 400 of zelfs 1250 metingen per seconde. Maar tandartslijm gebruiken we nog steeds: sommige dingen veranderen nooit.

De meest moderne articulograaf: de VOX-EMA (foto: Speech Lab Groningen, 2020)

Deze ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat articulografie meer en meer gebruikt wordt. Ter illustratie, tussen de jaren 1980 en 1999 waren er ongeveer vijftig van dit soort gepubliceerde studies, nu zijn dat er vijftig of meer per jaar. We gingen van studies met een of twee deelnemers naar studies met tientallen deelnemers. Vandaag de dag wordt EMA gebruikt bij het analyseren van verschillende spraakfenomenen maar ook voor andere processen die articulatoren gebruiken, zoals de slikreflex en kauwen. Het is nu duidelijk dat akoestisch onderzoek alleen niet volstaat om een volledig beeld te krijgen van wat er nu echt gebeurt in de mond terwijl we spreken.

Het is daarnaast ook mogelijk om EMA te gebruiken voor spraakonderzoek naar mensen met spraakmotorische problemen: er wordt onder andere articulatorisch onderzoek gedaan naar stotteren, spraakapraxie en diverse soorten dysartrie. Hieronder valt ook hypokinetische dysartrie als gevolg van de ziekte van Parkinson, waar wij momenteel twee lopende projecten over hebben in ons laboratorium: één over spraakcoördinatie (promotieonderzoek van Jidde Jacobi) en de andere over spraakplanning (mijn eigen promotieonderzoek). Tevens worden er wereldwijd veel andere studies gedaan die allemaal als doel hebben om spraak van patiënten met Parkinson beter te kunnen begrijpen door middel van EMA. Een verbeterd begrip van dysartrie kan zo leiden tot de ontwikkeling van nieuwe spraaktherapieën die de kwaliteit van leven van deze patiënten kunnen verbeteren. We zijn dus ver gekomen sinds dat – inmiddels baanbrekend gebleken – onderzoek uit 1993 van Ackermann en collega’s, en kunnen ons dan ook afvragen waar we nu hadden gestaan als zij niet de keuze hadden gemaakt om een nieuw apparaat te gebruiken voor een oud probleem.

Over de schrijver van dit stuk
Teja Rebernik is promovenda aan de Rijksuniversiteit Groningen. Binnen Speech Lab Groningen houdt ze zich bezig met spraakmotorische controle. In haar onderzoek kijkt ze naar spraakplanning bij patiënten met de ziekte van Parkinson met behulp van elektromagnetische articulografie en echoscopie van de tong.