Werkzaam als:
Klinisch linguïst, ontwikkelaar, docent en onderzoeker bij Kentalis.

Hoe ben je in je huidige werk terecht gekomen?

In 2008 was ik klaar met mijn studie logopedie. Na mijn studie kon ik aan de slag bij de vroegbehandeling van Kentalis (wat toen nog Sint Marie heette), waar ik ook stage had gelopen. Hier werkte ik als logopedist met kinderen tussen de 2 en 5 jaar die (een vermoeden van) een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hadden. Dit deed ik met veel plezier.

Na een aantal jaar leek me leuk om nog meer de diepte in te kunnen gaan in mijn vakgebied en ben ik weer gaan studeren. Ik volgde de opleiding Taal-spraakpathologie in Nijmegen. Ondertussen ben ik ook blijven werken als logopedist. Na deze studie ging ik aan het werk als klinisch linguïst binnen de vroegbehandeling van Kentalis. Ik heb deze functie lang kunnen combineren met mijn werk als logopedist, maar op een gegeven moment paste het niet meer in de werkweek en moest ik kiezen.

Hoe zien je werkzaamheden er nu uit?

Nu doe ik met name de linguïstische diagnostiek bij de vroegbehandeling in Amersfoort. De logopedist haalt mij erbij wanneer de reguliere diagnostiek niet voldoende oplevert om een behandelplan op te stellen, maar bijvoorbeeld ook wanneer er twijfel bestaat of het gaat om een TOS of het inhalen van een achterstand. Daarnaast denk ik mee over waar de prioriteit moet liggen in de behandeling. Dit zorgt voor afwisseling tussen meedenken met kleine vragen en het doen van grote linguïstische onderzoeken.

Ook verzorg ik cursussen en coaching. Ik kom bijvoorbeeld ieder jaar op alle behandelgroepen kijken; dan bespreken we hoe de behandeling nóg beter kan worden ingezet voor kinderen met een TOS. Op die groepen werken we met de behandelmethodiek ‘Jules voor TOS’, die ik ook heb mede-ontwikkeld. Dat soort dingen vind ik heel leuk om te doen naast het werken in het primair proces. Dat is dan ook de reden waarom ik ook als professional uit de praktijk betrokken bij enkele Deelkracht-projecten. Daar zijn we bijvoorbeeld bezig om met de hele sector een nieuwe oudercursus te ontwikkelen.

Tot slot ben ik met Kentalis en de Radboud Universiteit – met subsidie vanuit het Radboud TOS-fonds, dat opgericht is door Kino Jansonius – een pilot-onderzoek gestart samen met Lisa van Eijl,  Annette Scheper en Paula Fikkert, waarin we peuters volgen die nog zeer weinig spreken en bij wie dat maar lastig op gang komt. We volgen hierbij de ontwikkeling van enkele kinderen om meer zicht te krijgen op hoe we de behandeling het beste kunnen inrichten.

Wat vind je het leukst aan je werk? En wat is minder?

Dagelijks ben ik bezig met enerzijds het primair proces, waarin ik ouders, kinderen en behandelaren help om steeds een stapje verder te komen, en anderzijds met het ontwikkelen van nieuwe producten en scholing, onderzoek doen en lesgeven. Dat is heel waardevol omdat die twee kanten elkaar versterken, en deze combinatie maakt dat ik mijn werk heel leuk vind.

Verder vind ik het heel leuk om als klinisch linguïst te puzzelen hoe het nou zit met de taalontwikkeling. Als een kind bijvoorbeeld nog heel weinig spreekt, vind ik het interessant om na te gaan wat hij of zij wél kan. Welke woorden en klanken lukken, kan je daar patronen in herkennen, en hoe kan dit helpen in de behandeling? Ik word er erg blij van wanneer ik op die manier kan bijdragen aan het verbeteren van de communicatieve redzaamheid van een kind.

Er is niet zozeer iets wat ik veel minder leuk vind. Het enige wat ik kan bedenken is dat ik het soms lastig vind om voor een erg grote organisatie te werken, waar het doorvoeren van bepaalde veranderingen wat lang kan duren – maar dat is nu eenmaal niet anders. 

Wat zou je willen verbeteren binnen je vakgebied?

Aangezien er binnen Kentalis best veel linguïsten betrokken zijn, zou ik graag een vakgroep oprichten waarin we nog meer kunnen uitwisselen en nog beter van elkaar kunnen leren dan we nu al doen.

Ook wil ik heel graag de logopedist een stapje verder helpen met het inrichten van de behandeling. In het verleden heb ik samen met twee collega’s al een boek geschreven met dat doel: Communicatieve Taaltherapie voor kinderen. Dat is een heel praktijkgericht boek, waar allerlei suggesties instaan voor behandelingen die de logopedist kan doen met het kind, op het gebied van woordenschat, morfosyntaxis en pragmatiek. Dat boek is bedoeld voor kinderen met een taalleeftijd tussen de 2,5 en 6 jaar. Ik ben nu, samen met Chantal de Wit en Ellen Burger, begonnen aan een soortgelijk boek voor kinderen met een taalleeftijd tussen de 0 en 2 jaar. Dat soort praktische boeken zijn volgens mij heel waardevol voor de logopedist. 

Op welke prestatie ben je het meest trots?

Ik ben wel heel trots op het boek dat ik geschreven heb, zoals ik net noemde; daar heb ik vijf jaar lang heel hard aan gewerkt. Ook ben ik erg trots dat ik weer ben gaan studeren nadat ik al was begonnen met een fulltime baan. Beide dingen hebben me veel gebracht en kansen geboden in het werk wat ik nu doe. Ik ben heel dankbaar dat ik de kans heb gekregen om me verder te ontwikkelen als klinisch linguïst.

Waar zou je je meer in willen verdiepen?

Ik zou me nog meer willen verdiepen in al het relevante onderzoek en bijbehorende artikelen. Een specifiek onderwerp waar ik nog meer over zou willen weten is het taalbegrip, en dan specifiek zinsbegrip. We weten veel over de behandeling van woordenschat en fonologie, maar het zinsbegrip is iets waar nog vaak mee wordt geworsteld.

Waar zie je jezelf over 10 jaar?

Ik ben zo blij met mijn werk, dat ik hoop dat ik over 10 jaar nog steeds mijn klinische taken mag combineren met onderzoek en ontwikkeling. Ook hoop ik heel veel geleerd te hebben, bijvoorbeeld over taalbegrip. En natuurlijk hoop ik dat het boek waaraan ik nu werk, dan af is. Maar ja, ik ben eigenlijk een heel tevreden mens!