Werzaam als:
Promovenda bij de Universiteit van Amsterdam. Iris’ onderzoek gaat over statistisch leren bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis. Iris is vanaf september algemeen bestuurslid van het WAP.
Hoe ben je terecht gekomen in dit werk?
Ik heb de bachelor Taalwetenschap gevolgd en vervolgens de klinische track van de research master Linguistics, aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens mijn master heb ik veel onderzoeksprojecten gedaan en een klinische stage met een onderzoekscomponent bij Kentalis. Ik vond alles dat te maken had met onderzoek heel erg leuk en ging na mijn studie aan de slag als onderzoeksassistent bij verschillende projecten op de UvA. Toen kreeg ik de kans om een onderzoeksvoorstel te schrijven voor een NWO-beurs voor een promotieonderzoek, maar ik twijfelde heel erg of ik het moest proberen. Ik wist niet zeker of ik het niet wilde of dat ik gewoon dacht dat ik het niet kon. Gelukkig ben ik toen erg gestimuleerd door twee collega’s om het toch te proberen en toen heb ik de beurs gekregen, waar ik ontzettend blij mee ben.

Iris Broedelet
Promovenda bij de Universiteit van Amsterdam.
Wat vind je het leukst aan je werk? En wat is minder?
Het leukst vind ik dat het heel divers is en dat je heel veel vrijheid hebt. Daarnaast voelt het als een voortzetting van waar ik altijd al mee bezig was tijdens mijn studie, maar dan met meer ruimte, tijd en middelen om het echt grondig aan te pakken. Zeker omdat ik mijn eigen voorstel heb geschreven, kan ik precies richten op wat ik het meest interessant vind en dat is heel tof.
Mijn eigen project hebben heeft ook een nadeel: het kan erg eenzaam zijn, omdat je alles zelf moet doen. En soms is het stressvol om zo’n lang project voor je te hebben. Ik ben nu een jaar bezig en ik voel soms al de druk dat het binnen vier jaar af moet en dat er geen ruimte is voor uitloop.
Wat zou je willen verbeteren binnen je vakgebied?
Veel problemen in de onderzoekswereld en zeker in de geesteswetenschappen hangen samen met geldgebrek. Vaak kunnen projecten minder goed uitgevoerd worden doordat er niet genoeg geld is: er is op onze afdeling bijvoorbeeld geen database van proefpersonen en geen geld om ze te betalen. En omdat er niet genoeg financiering is om grote projecten op te zetten, moet in losse kleine projecten steeds opnieuw het wiel worden uitgevonden, waardoor er veel tijd en kennis verloren gaat.
Op welke prestatie ben je het meest trots?
Dat ik met mijn voorstel deze baan heb gekregen! Daar heb ik echt naartoe gewerkt, alles wat ik heb gedaan leidt eigenlijk naar deze plek. Maar zelfs als je studie je altijd wel goed afgaat, is het niet makkelijk een baan te vinden in zo’n competitieve wereld. Dat was echt een strijd. Dus ik ben heel trots en blij dat het gelukt is!
Waar zou je je meer in willen verdiepen?
Ik houd me nu bezig met statistisch leren en kinderen met taalstoornissen, die onderwerpen zou ik allebei graag nog verder uitdiepen. Statistisch leren is bijvoorbeeld heel moeilijk om goed te meten. Ik zou het heel interessant vinden om daar een grote studie naar te doen, om heel grondig uit te zoeken welke metingen wel en niet werken en wat dat betekent. Aan de andere kant zou ik me ook meer bezig willen houden met de praktijk rondom kinderen met taalstoornissen. Er is weinig bekendheid in de maatschappij en soms ook bij docenten over wat een taalstoornis nou precies inhoudt en hoe je met een kind met een taalstoornis om moet gaan. Daardoor worden kinderen vaak ingeschat als minder intelligent en krijgen ze minder kansen, dat is zo zonde. Daar zou ik ook graag aan willen werken.
Waar zie je jezelf over 10 jaar?
Oh jee, dat weet ik nog niet. Ik kan me goed voorstellen dat ik verder zou gaan in het onderzoek, omdat ik heel veel onderwerpen interessant vind. Maar ik zou het ook leuk vinden om juist in de praktijk te gaan werken als klinisch linguïst… En ik kan me ook nog voorstellen dat ik iets heel anders zou gaan doen, bijvoorbeeld me inzetten voor het klimaat of zelfs de wereld rondreizen. Het kan nog alle kanten op!