Door Jael Bootsma en Cindy van Boven
Werkzaam als:
Inmiddels gepensioneerd; hiervoor docent Nederlands, docent/onderzoeker bij Universiteit Utrecht, lector bij Pabo’s hogeschool InHolland.
Inmiddels ben je gepensioneerd, maar zou je iets over je loopbaan kunnen vertellen?
Ik heb Neerlandistiek gestudeerd, met Algemene Taalwetenschap (ATW) als kopstudie. Ik studeerde in 1976 af. Al tijdens mijn studie – en ook daarna – werkte ik als docent Nederlands, bijvoorbeeld op een opleiding voor kleuterleidsters. Mijn afstudeerscriptie ging over taalontwikkeling en interactie in de klas, wat daarvoor natuurlijk goed uitkwam.
In 1981 ben ik gaan werken bij de vakgroep Ontwikkelingspsychologie van de Universiteit Utrecht. Dit was een nogal vrijgevochten vakgroep: zoveel vrijheid wat betreft onderzoek en onderwijs heb ik daarna nooit meer gehad. Uiteindelijk werd het verplicht om promotieonderzoek te doen. In mijn proefschrift probeerde ik het begrip ‘schoolse taalvaardigheid’ te operationaliseren op basis van taalgebruik van Surinaamse kinderen op de basisschool. In 1994 promoveerde ik. Er zit een leuk verhaal achter de titel van mijn proefschrift, Deep Dutch: het is afgeleid van een uitdrukking van de Surinaamse kinderen zelf, ‘Diep Sranan’, wat betekende dat je Sranan heel goed sprak. Dat hebben ze zelf omgezet naar het Nederlands van school: ‘Diep Nederlands’.
Na mijn promotie moest ik doorgaan met het nieuwe programma van mijn vakgroep: The pathology of the self. Ik ging me focussen op taal en morele ontwikkeling, wat een verschuiving was van de cognitieve kant – die mij nauw aan het hart lag – naar de meer sociale kant van taalontwikkeling. Dat ben ik blijven doen tot het einde van mijn loopbaan in onderzoekprojecten met Elly Singer.
In de laatste tien jaar van mijn carrière was ik ook lector bij de pabo’s van InHolland, op het gebied van Ontwikkelingsgericht Onderwijs, met onder andere projecten over spel, tweedetaalverwerving en begrijpend lezen. Met mijn collega Els Schellekens en leerkrachten werkten we aan een onderzoeks- en onderwijsontwikkelingsproject waarin sociale ontwikkeling, ICT en taalontwikkeling van jonge kinderen samen kwamen. Hierover hebben we het boek Onze klas mijn wereld gepubliceerd.
Het is me in het onderzoek bij Ontwikkelingspsychologie en het lectoraat altijd gelukt om aandacht te blijven geven aan de talige kant. Ik deed dat door video-observatie als methode te gebruiken, en ook door gebruik te maken van het transcriptie- en analyseprogramma Childes.
Welke kanten van je werk vond je het leukst? Wat vond je minder?
Bij Ontwikkelingspsychologie vond ik het lastig om onderwijs te moeten geven over onderwerpen waar ik niet zoveel vanaf wist. Het was ook moeilijk om die talige kant overeind te houden.
Eigenlijk heb ik zowel onderwijs als onderzoek altijd ontzettend leuk gevonden, maar dus wel specifiek de dingen die te maken hadden met taal en interactie.
Wat zou je willen verbeteren binnen je vakgebied?
Toen in het hoger onderwijs het bachelor-master onderscheid werd geïntroduceerd, waar de master nu maar één jaar is, kregen studenten veel minder tijd voor hun eigen exploratie, en ik had vaak het idee dat ze minder de diepte in konden gaan. Dat vond ik erg jammer.
Op hogescholen zijn lectoraten opgezet om onderzoek binnen te brengen. Op de pabo’s had ik veel moeite met het feit dat studenten voor hun scriptie ook onderzoek moesten doen terwijl docenten daar nauwelijks begeleidingsuren voor krijgen.
Op welke prestatie ben je het meest trots?
Ik ben heel trots op een aantal mooie producten. Allereerst het boek, Onze klas mijn wereld, bestemd voor met name de academische pabo’s. Ten tweede publiceerde ik aan het eind van mijn loopbaan bij Ontwikkelingspsychologie met Elly Singer Speels, liefdevol en vakkundig over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen voor de pedagogische staf van kinderdagverblijven. Ik heb ook veel kunnen publiceren over taal in spel in relatie tot de voor- en vroegschoolse Educatie (VVE). En de meeste docenten van het lectoraat zijn gepromoveerd.
In mijn beginjaren deed ik ook onderzoek op het gebied van gender – ik ben bijvoorbeeld trots op het boek Vrouwentaal en Mannenpraat, geschreven met collega’s. Toen ik een keuze moest maken wat voor soort onderzoek ik zou gaan doen, heb ik gekozen voor de schoolse taalvaardigheid in plaats van de gender-kant. Die heb ik helaas moeten afstoten. Maar goed, je moet natuurlijk keuzes maken in het leven.