Foto (header), tijdens promotie: Aurora Troncoso Ruiz
Steeds meer scholen in Nederland starten niet langer in groep 7 met het geven van Engelse les, maar beginnen daar al mee in de kleuterklas. Inmiddels biedt bijna één vijfde van de Nederlandse basisscholen vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) aan. Leerlingen die naar een dergelijke school gaan krijgen vanaf groep 1 ongeveer één uur per week les in het Engels en leren dus vanaf jonge leeftijd een tweede taal. In mijn promotieonderzoek, waaraan ongeveer 700 kinderen meededen, heb ik de ontwikkeling van vvto-leerlingen vergeleken met die van leerlingen die pas in groep 7 starten met Engelse les en met die van tweetalige kinderen die van huis uit zowel Nederlands als Engels leren.
De ontwikkeling van tweetalige kinderen
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat vvto-leerlingen meer kennis hebben van de Engelse taal dan hun leeftijdsgenootjes die pas in groep 7 starten met Engelse les, terwijl hun kennis van het Nederlands vergelijkbaar is. Onderzoek met kinderen die twee talen volledig beheersen heeft daarnaast aangetoond dat blootstelling aan twee talen positieve gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van kinderen – ook op andere gebieden dan de (Engelse) taalvaardigheid. Het is echter onbekend of die veranderingen in de ontwikkeling ook waarneembaar zijn als kinderen de ene taal vele malen beter beheersen dan de andere taal. In mijn proefschrift heb ik onderzocht of de cognitieve ontwikkeling en de taalontwikkeling van vvto-leerlingen verschillen van die van late leerders van het Engels, en of de ontwikkeling van vvto-leerlingen meer lijkt op die van tweetalige kinderen. Daarbij heb ik verschillende ontwikkelingsdomeinen onderzocht, die hieronder elk zullen worden toegelicht.
Executieve functies
Ten eerste onderzocht ik de executieve functies: hersenprocessen die de uitvoering van beheerst en doelgericht gedrag mogelijk maken. Bij tweetalige kinderen zouden die processen beter ontwikkeld zijn dan bij eentalige kinderen. Tweetalige kinderen kunnen slechts één taal tegelijk gebruiken. De op dat moment niet gebruikte taal moet onderdrukt worden. Het onderdrukken en wisselen tussen talen vraagt om taalbeheersingsprocessen die een beroep doen op de executieve functies en die daarmee die functies als het ware zouden trainen. Ik onderzocht of vvto-leerlingen betere executieve functies hebben dan leerlingen die geen of nauwelijks Engelse les gehad hebben. Aan het onderzoek deden leerlingen uit de groepen 1, 5 en 8 mee.
De resultaten van dit onderzoek laten zien dat vvto-leerlingen geen beter ontwikkelde executieve functies hebben dan leerlingen die pas in groep 7 starten met het leren van Engels. Volledig Engels-Nederlands tweetalige kinderen hebben wel beter ontwikkelde executieve functies dan de twee andere groepen leerlingen. Ze zijn beter in het onthouden van informatie en kunnen zich makkelijker aanpassen wanneer de regels van een taak plotseling veranderen (switching). Voor alle drie de groepen kinderen geldt dat naarmate de ontwikkeling van beide talen meer in balans is, ze beter zijn in switching.
Fonologisch bewustzijn
Vervolgens onderzocht ik het fonologisch bewustzijn. Fonologisch bewustzijn betekent dat kinderen weten dat woorden uit klanken bestaan en dat ze die klanken kunnen manipuleren. Omdat tweetalige kinderen twee talen verwerken en analyseren zou hun fonologisch bewustzijn eerder tot ontwikkeling komen dan dat van eentalige kinderen. Onderzocht werd of dat ook geldt voor vvto-leerlingen die, anders dan tweetalige kinderen, veel meer Nederlands dan Engels horen. Aan dit onderzoek deden leerlingen uit de groepen 1, 2, en 3 mee.
De uitkomsten tonen aan dat het fonologisch bewustzijn van drie groepen leerlingen (late leerders van het Engels, vroege leerders van het Engels, tweetaligen) niet van elkaar verschilt. Voor alle drie de groepen geldt dat individuele verschillen een rol spelen in het fonologisch bewustzijn: oudere kinderen, kinderen bij wie de Nederlandse woordenschat verder ontwikkeld is, en kinderen bij wie het geheugen beter ontwikkeld is, presteren over het algemeen beter op taken die het fonologisch bewustzijn meten dan jongere kinderen, en kinderen bij wie de Nederlandse woordenschat en het geheugen minder ver ontwikkeld zijn.
Engelse klanken verstaan
Ten derde onderzocht ik of leerlingen die al vanaf jonge leeftijd Engelse les krijgen in staat zijn om Engelse klanken van elkaar te onderscheiden. Het Engels kent klanken die in het Nederlands niet bestaan. Sommige van die klanken zijn voor moedertaalsprekers van het Nederlands lastig te onderscheiden. Leerlingen werden daarom getest op vier verschillende klankparen, die varieerden van makkelijk te onderscheiden tot moeilijk te onderscheiden. Opnieuw deden leerlingen uit groep 1, 5 en 8 aan dit onderzoek mee.
De resultaten laten zien dat tweetalige kinderen veel beter zijn in het onderscheiden van Engelse klanken dan zowel vvto-leerlingen als leerlingen die pas in groep 7 Engels leren. Vvto-leerlingen zijn niet beter dan late leerders van het Engels, zelfs niet na acht jaar Engelse les.
Nederlandse en Engelse woordenschat
In de hierboven beschreven deelonderzoeken is steeds de Nederlandse en de Engelse woordenschat van leerlingen gemeten met behulp van de Nederlands en Engelse Peabody Picture Vocabulary Test (PPVT). De Nederlandse woordenschat van vvto-leerlingen en late leerders van het Engels blijkt niet van elkaar te verschillen. De resultaten voor de Engelse woordenschat zijn gecompliceerder: soms hebben vvto-leerlingen wel een betere Engelse woordenschat en soms niet. Een betere Engelse woordenschat lijkt niet samen te hangen met leeftijdsgroep: er werden zowel in de groepen 1, 2, 3 als 8 positieve resultaten gevonden, maar niet in elk deelonderzoek. Vvto-leerlingen uit groep 5 hadden nooit een betere Engelse woordenschat dan late starters.
De interpretatie van deze resultaten wordt bemoeilijkt doordat de Engelse PPVT geen goede test blijkt om de Engelse woordenschat te meten voor leerders die het Engels nog niet goed beheersen. De resultaten blijken dan onbetrouwbaar. Ze worden betrouwbaarder naarmate kinderen vaardiger zijn in het Engels.
Conclusie
Bij de overheid, leerkrachten en ouders heersen vaak positieve verwachtingen van vvto, maar die lijken op basis van dit onderzoek te optimistisch. De resultaten van dit proefschrift tonen aan dat de ontwikkeling van vvto-leerlingen weinig verschilt van die late leerders van het Engels. De invloed van vvto is beperkt en niet vergelijkbaar met de invloed van tweetalig opgroeien. Dit onderzoek suggereert dat kinderen eerst een bepaalde mate van tweetaligheid moeten hebben voordat veranderingen in hun ontwikkeling zich voordoen.
Claire promoveerde op 22 februari 2019. Bekijk het proefschrift Early-English education works no miracles: Cognitive and linguistic development of mainstream, early-English, and bilingual primary-school pupils in the Netherlands hier.