Afgelopen maart, 9 maart om precies te zijn, was het eindelijk zover en mocht ik mijn proefschrift met als titel ‘Variability in the acquisition of allomorphs: The Dutch diminutive and past tense’ met succes verdedigen. In mijn proefschrift heb ik getracht om een antwoord te vinden op de vraag welke factoren van invloed zijn op de verwerving van allomorfen. Allomorfen zijn fonologische varianten van morfemen. Om een antwoord op mijn vraag zijn er vier studies uitgevoerd waarin zowel gekeken is naar de linguïstische vaardigheden van kinderen tussen de vijf en tien jaar oud als naar de karakteristieken van het diminutief en vormen van de verleden tijd. Hoewel kinderen van deze leeftijd over het algemeen al goed praten, maken ze nog fouten met het correct vervoegen van deze vormen. In mijn proefschrift heb ik onderzocht hoe het komt dat ze dit nog niet volkomen beheersen en welke factoren hier een rol in spelen.

Allomorfen zijn fonologische varianten van morfemen.

Fonologische complexiteit van de stam
De keuze voor de juiste allomorf hangt in het Nederlands vaak af van de fonologische karakteristieken van de stam waaraan het morfeem wordt toegevoegd om een verkleinwoord of de verleden tijd te realiseren. De vorm van de allomorf is dan gebaseerd op de restricties van de toegestane combinaties van fonemen in een taal. Zo krijgt de stam boomde diminutiefsuffix /-pjə/, maar de stam boonde diminutiefsuffix /-tjə/. Eerder onderzoek in verschillende talen heeft aangetoond dat sommige allomorfen langzamer worden verworven dan andere. Zo wordt de Engelse verleden tijd allomorf  /-Id/ als in waitedlater verworven dan de /-d/, ‘lived’en /-t/, ‘helped´allomorfen. Verschillende studies hebben aangetoond dat de complexiteit van de fonologische structuur en karakteristieken van de stam waaraan de allomorf wordt toegevoegd van invloed lijken te zijn op de productiviteit en verwerving van allomorfen. Omdat morfologische vervoegingen en derivaties dus een fonologische component bevatten, zou het daarnaast zo kunnen zijn dat de fonologische ontwikkeling van kinderen de verwerving van allomorfen beïnvloedt. In hoeverre de fonologische complexiteit van de stam en de fonologische vaardigheden van kinderen daadwerkelijk van invloed zijn op de verwerving van allomorfen is in mijn proefschrift verder onderzocht.

Frequentie-effecten
In meerdere studies is aangetoond dat frequentie-effecten moeten worden meegenomen wanneer de taalontwikkeling wordt onderzocht. Zowel binnen de fonologische, morfologische, syntactische als de semantische ontwikkeling, verwerven kinderen taalstructuren die vaak voorkomen eerder dan de minder frequente structuren. Zodoende is te verwachten dat de verwerving van allomorfen afhangt van de relatieve frequentie van de vormen. Type-frequentie, ofwel de mate van voorkomen, van de verschillende allomorfvormen is daarom ook onderzocht. De grootte van het vocabulaire van het kind is gerelateerd aan dit frequentie-effect. Het leren van lexicale items beïnvloedt de organisatie van het lexicon zodanig dat algemene patronen geabstraheerd en productief kunnen worden. Hoe groter het kind zijn lexicon, hoe vaker het kind een stam+allomorf combinatie is tegengekomen, en hoe beter het kind zal weten welke allomorf geschikt is.

Zowel binnen de fonologische, morfologische, syntactische als de semantische ontwikkeling, verwerven kinderen taalstructuren die vaak voorkomen eerder dan de minder frequente structuren

Resultaten
Het hoofddoel van mijn proefschrift was het bestuderen van de ontwikkeling en verwerving van allomorfen. De Nederlandse verleden tijd die twee allomorfen heeft, /də/  en /tə/, en het Nederlandse diminutief dat vijf allomorfen heeft, /jə/, /tjə/, /pjə/, /kjə/ en /ətjə/, zijn onderzocht in relatie tot de linguïstische vaardigheden van vijf- tot tienjarige kinderen (fonologische verwerking en grootte van het lexicon) en item-specifieke karakteristieken (fonologische karakteristieken van de stam en type-frequentie van het allomorf)

Voordat verwerving en ontwikkeling kunnen worden onderzocht is het van belang bewust te zijn van de uitkomsten van deze ontwikkeling. Daarom hebben we de twee taken in ons onderzoek, een productie- en een beoordelingstaak, waarin het diminutief en de verleden tijd van bestaande en onzin zelfstandig naamwoorden worden getest, eerst afgenomen bij volwassenen. De volwassenen maakten nauwelijks tot geen fouten met het vervoegen en beoordelen van de verleden tijd. Daarentegen scoorden zij (ver) onder de 100% wanneer zij onzinvormen van het diminutief moesten produceren en beoordelen. Zo produceerden zij in plaats van het vommetjevaak *vompje. Vooral de fonologische karakteristieken die aanleiding geven tot het gebruik van het allomorf /ətjə/ lijken vrij complex. De resultaten laten dan ook zien dat de allomorfen /-jə/, /-tjə/, /-pjə/ en /-kjə/ volledig productief zijn in volwassenen, maar dat de morfofonologische patronen voor /-ətjə/ niet altijd worden gegeneraliseerd naar de onzin zelfstandig naamwoorden (in de productietaak werden stam+/-ətjə/ combinaties slechts 43% correct geproduceerd). Een belangrijke bevinding die is meegenomen bij het analyseren van de data van de kinderen.

 De resultaten van de studies waarin de linguïstische vaardigheden van kinderen en de item specifieke karakteristieken in relatie tot de ontwikkeling van allomorfen zijn onderzocht, tonen aan dat de fonologische vaardigheden van kinderen, fonologische bewustzijn en fonologisch werkgeheugen, significant gerelateerd zijn aan de scores op de productie- en beoordelingstaken. Hoewel de scores op de woordenschattaak significant correleerden met de scores op de productie- en beoordelingstaak voor zowel de verleden tijd als het diminutief, en significant waren in sommige suboptimale modellen, waren deze scores alleen significant gerelateerd in het optimale model dat de productiescores voor de bestaande verleden tijd voorspelt. De grootte van de (receptieve) woordenschat lijkt dus een kleiner effect te hebben op de allomorf productie- en beoordelingsvermogens van kinderen dan fonologisch bewustzijn en fonologisch werkgeheugen. Daarnaast bleek de complexiteit van de fonologische karakteristieken van de stam en type-frequentie van de allomorfen van invloed te zijn op de verwerving van het Nederlandse diminutief. De complexiteit bleek echter van groter belang te zijn dan type-frequentie. De resultaten laten zien dat het aantal keer dat een kind een allomorf tegenkomt een effect heeft, maar dat kinderen zich vooral bewust moeten zijn van de fonologische karakteristieken van de stam, en, hierop gebaseerd, in staat moeten zijn om te generaliseren over meerdere items.

De resultaten laten zien dat het aantal keer dat een kind een allomorf tegenkomt een effect heeft, maar dat kinderen zich vooral bewust moeten zijn van de fonologische karakteristieken van de stam

Wat betekenen de resultaten
De bevindingen van de studies gepresenteerd in mijn proefschrift laten zien dat linguïstische vaardigheden, item-specifieke karakteristieken, en de verwerving van allomorfen geassocieerd zijn in kinderen van vijf tot en met tien jaar. Daarnaast blijkt dat fonologische vaardigheden en de complexiteit van de fonologische karakteristieken van de stam van het woord van groter belang lijken te zijn dan de grootte van het vocabulaire van het kind en de type-frequentie van de allomorf. Desalniettemin is het uiteraard onmogelijk om de allomorfen te verwerven zonder voldoende input. Hoe meer exemplaren er beschikbaar zijn, des te eerder zal het kind de patronen verwerven die de keuze voor de juiste allomorf bepalen. Bekendheid met de fonologische karakteristieken van de stam en genoeg exemplaren van de stam+allomorf combinaties in het lexicon zijn noodzakelijk. Hoe beter de fonologische vaardigheden van kinderen, des te accurater zij de verschillende fonologische karakteristieken en de gerelateerde morfofonologische patronen kunnen abstraheren, en des te accurater zullen zij deze patronen kunnen generaliseren. Hoe complexer de fonologische karakteristieken, hoe moeilijker het voor kinderen is om over de verschillende patronen te generaliseren.

Desalniettemin is het uiteraard onmogelijk om de allomorfen te verwerven zonder voldoende input.

Tiffany Boersma

Tiffany Boersma