Photo by rachel on Unsplash
Door: Ascha van Oene & Iris Duinmeijer
Een goede beheersing van het Engels is belangrijk om te kunnen participeren in de huidige maatschappij. Sinds 2012 is Engels een verplicht basisschoolvak in het speciaal onderwijs aan leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Omdat deze doelgroep moeite heeft met het verwerven van de moedertaal, is het de vraag hoe zij het Engels verwerven en welke factoren daarop van invloed zijn. Deze vraag probeert Ascha van Oene (masterstudent Rijksuniversiteit Groningen) te beantwoorden in een onderzoek dat wordt uitgevoerd bij de Koninklijke Auris Groep, in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam.*
Vreemde taalverwerving bij kinderen met een TOS
Onderzoek naar de link tussen eerste en tweedetaalverwerving toont aan dat leerlingen die moeite hebben in de moedertaalverwerving vaak ook meer moeite hebben met het leren van een vreemde taal (bijv. Meschyan & Hernandez, 2002). Naar de vreemde taalverwerving van kinderen met een TOS is nog weinig onderzoek verricht. Elena Tribushinina (Universiteit Utrecht) heeft in Rusland gekeken naar de verwerving van het Engels bij leerlingen met en zonder een TOS. Kinderen met een TOS hadden in beide talen een achterstand ten opzichte van een controlegroep met dezelfde leeftijd en hoeveelheid Engels aanbod. Waar er bij de controlegroep een duidelijke correlatie was tussen eerste en tweede taal voor zowel grammatica als woordenschat, was die relatie er bij kinderen met een TOS alleen bij de woordenschat (Tribushinina, Dubinkina & Rabkina, 2018). In Nederland voerde Inge Zoutenbier in 2015 een eerste onderzoek uit naar de Engelse taalverwerving van leerlingen met een TOS. Zij vond significante positieve relaties tussen de Nederlandse en Engelse taalvaardigheid van leerlingen met een TOS. De grammaticale vaardigheden in het Nederlands waren in dit onderzoek gerelateerd aan de Engelse luister- en leesvaardigheid, en aan de geschreven Engelse woordenschat. Ook Zoutenbier concludeerde dat kinderen met een TOS in vergelijking met de norm zwakke Engelse taalvaardigheden hadden, maar dat er grote variatie is in het presteren van de TOS-groep (Zoutenbier, 2015).
“Onderzoek naar de link tussen eerste en tweedetaalverwerving toont aan dat leerlingen die moeite hebben in de moedertaalverwerving vaak ook meer moeite hebben met het leren van een vreemde taal”
Het bestaande onderzoek toont dat leerlingen met een TOS meer problemen lijken te ervaren bij het leren van een vreemde taal, maar laat nog vele vragen onbeantwoord. De testen voor Engelse taalvaardigheid in het onderzoek van Zoutenbier waren bijvoorbeeld grotendeels gericht op schriftelijke taalvaardigheid, terwijl kinderen het Engels in de basisschoolleeftijd vooral op mondelinge wijze krijgen aangeboden. Daarnaast is onduidelijk welke factoren maken dat de ene TOS-leerling het Engels makkelijker verwerft dan de andere leerling.
Onderzoek TOS en Engels
Om deze vragen te beantwoorden werden 27 kinderen met een TOS uit groep 8 van het speciaal onderwijs van de Koninklijke Auris Groep getest met verschillende Engelse taalvaardigheidstesten: de PPVT (passieve woordenschat), CELF SS (zinsbegrip), CELF WS (productie van woordstructuren). Deze leerlingen werden vergeleken met een controlegroep van 27 leerlingen uit groep 7 van het longitudinale ORWELL-onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (Oral and Written English Language Learning). Uit de 300 kinderen met een normale taalontwikkeling die aan het ORWELL-project meedoen werd een controlegroep geselecteerd die gematcht is op het aantal jaren Engels onderwijs, geslacht, meertaligheid en non-verbale intelligentie. De TOS-groep was gemiddeld twee jaar ouder (gemiddelde leeftijd 12;07 jaar) dan de controlegroep. Het leeftijdsverschil wordt deels verklaard doordat de TOS-leerlingen in groep 8 zaten, en de controlegroep in groep 7 (van het ORWELL-project was de data van groep 8 nog niet voorhanden), en komt daarnaast doordat leerlingen in het SO vaker doubleren. Naast de Engelse taalvaardigheid werd ook de motivatie voor het leren van Engels en de hoeveelheid Engels aanbod buiten school (zoals in games of op tv) in kaart gebracht middels een vragenlijst. Alle testen werden afgenomen volgens de procedure van het ORWELL-project.
Resultaten Engelse taalvaardigheid
De resultaten op de Engelse taalvaardigheidstoetsen van de TOS-groep en de controlegroep worden getoond in Figuur 1. In beide groepen is sprake van een grote spreiding in de scores op alle toetsen. Sommige leerlingen hebben duidelijk meer moeite met het leren van Engels dan anderen. De verschillen tussen de groepen zijn niet significant. In vergelijking met een jongere controlegroep met hetzelfde aantal jaren Engels onderwijs en een vergelijkbaar non-verbaal IQ, presteren TOS-leerlingen dus niet significant slechter op de gemeten Engelse taalvaardigheden.

Figuur 1. Scores op de verschillende Engelse taalvaardigheidstoetsen
De uitkomsten zijn verrassend in het licht van de resultaten uit de eerdere onderzoeken van Tribushinina (2017) en Zoutenbier, waar wél verschillen tussen een TOS-groep en een controlegroep/de norm werden gevonden. Die verschillen zouden kunnen worden verklaard vanuit het feit dat de TOS-groep in dit onderzoek ouder is dan de controlegroep en in een hogere groep zat. Mogelijk zijn er wel verschillen meetbaar als de TOS-groep wordt vergeleken met een controlegroep uit groep 8 (deze vergelijking zal in de zomer van 2019 uitgevoerd worden, als de data van deze groep in het ORWELL-project verzameld is). Een andere mogelijke oorzaak van de verschillen is de match op non-verbaal IQ die in dit onderzoek is toegepast. Mogelijk hebben leerlingen met een TOS niet zulke duidelijke problemen in het leren van Engels wanneer je hen vergelijkt met leerlingen met dezelfde cognitieve capaciteiten.
“In de huidige studie vinden we geen bewijs voor een verschil tussen kinderen met en zonder TOS. Deze uitkomsten zijn verrassend in het licht van de resultaten uit de eerdere onderzoeken”
Factoren van invloed
Door middel van een vragenlijst die leerlingen na afloop van de testsessie invulden werd de motivatie en de hoeveelheid Engels taalaanbod buiten schooltijd in kaart gebracht. Binnen de TOS-groep is bekeken of er een relatie is tussen de Engelse taalvaardigheid en de motivatie om Engels te leren. Er werden correlaties van rond de 0.3 (r) gevonden, maar deze zijn niet significant na correctie van het significantieniveau voor het uitvoeren van meerdere testen. Ook voor de hoeveelheid Engels aanbod buiten schooltijd werden – na correctie voor het berekenen van meerdere correlaties – geen significante correlaties gevonden (r = 0.35-0.45). We kunnen daarom niet concluderen dat verschillen tussen leerlingen in de Engelse taalvaardigheid te maken hebben met deze factoren.
Betekenis van de resultaten voor de praktijk
Dat leerlingen met een TOS niet zwakker scoren in vergelijking met een (jongere) controlegroep met dezelfde non-verbale cognitieve vaardigheden en dezelfde hoeveelheid Engels aanbod is een positieve boodschap. Toch weten we uit de onderwijspraktijk dat leerlingen met een TOS bij de overstap naar het regulier onderwijs achterlopen in de Engelse taalvaardigheid en niet goed meekomen in het vervolgonderwijs (Sijp, 2018). Om de problemen van leerlingen met een TOS in het Engels te kunnen duiden is in dit laatstgenoemde onderzoek ook semi-spontane taal uitgelokt. In de Engelse taalproductie van de leerlingen met een TOS wordt momenteel bekeken wat hun productie kenmerkt en welke grammaticale structuren moeilijk zijn. De volledige resultaten van dit onderzoek komen begin 2019 beschikbaar.
Meer weten?
Ben je geïnteresseerd, stuur dan een mail naar aschavanoene@hotmail.com of kijk op http://www.auris.nl/lopendeonderzoeken.
*Met dank aan: de participerende kinderen, de Auris-scholen (het Taalplein in Gouda, Florant in Tilburg, de Hildernisseschool in Rotterdam, het Rotsoord in Utrecht en de Prof. Van Gilseschool in Haarlem), Wim Tops (Rijksuniversiteit Groningen), Judith Rispens, Patrick Snellings & Margreet van Koert (ORWELL-project Universiteit van Amsterdam)en Rob Zwitserlood (Hogeschool Utrecht).
Referenties
Meschyan, G., & Hernandez, A. (2002). Is native-language decoding skill related to second-language learning? Journal of Educational Psychology, 94(1), 14–22. doi: 10.1037//0022-0663.94.1.14
Tribushinina, E., Dubinkina, E. & Rabkina, N. (2018). Can children with DLD acquire a second language with minimal exposure? Paper presented at the Bi-SLI workshop, University of Reading, June 28.
Sijp, A. (2018). Advies leerlijn Engels bij leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Ongepubliceerd stageonderzoek masterstudent Rijksuniversiteit Groningen, in samenwerking met de Tine Marcusschool in Groningen
Zoutenbier, I. (2015). Exploring the relationship between native language skills and foreign language learning in children with language impairments. Masterscriptie Universiteit Utrecht. Te downloaden via: https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/316324