We schetsten eerder al dat op het SRCLD congres in Madison duidelijk werd dat de naamsverschuiving van ‘Specific Language Impairment’ (SLI) naar ‘Developmental Language Disorder’ (DLD) verwarring heeft gebracht in het wetenschappelijke veld (zie bericht). Er vond op SRCLD een levendige discussie plaats over de vraag of in het huidige onderzoek de nieuwe naam ook altijd samen gaat met de nieuw voorgestelde criteria. In het CATALISE-project waarin een consortium van experts zich gebogen heeft over een eenduidige naam en eenduidige criteria, is gesteld dat kinderen met een non-verbaal IQ tussen de 70 en de 85 ook een diagnose DLD moeten kunnen krijgen. Onderzoekers op SRCLD bleken daar heel verschillende keuzes in te maken. Er waren onderzoekers die ervoor pleitten de term SLI te blijven hanteren voor de groep kinderen waarbij het non-verbale IQ gemiddeld is.

Dorothy Bishop reageerde in een blog op deze discussie. Ze schetst dat de behoefte om te kunnen blijven spreken over kinderen met een gemiddeld non-verbaal IQ, vooral voortkomt vanuit de behoefte om in onderzoek controle te houden over factoren die van invloed kunnen zijn. Als je geïnteresseerd bent in de vraag of een kind met TOS problemen heeft in woordleren, en je includeert daarbij kinderen met een ondergemiddeld non-verbaal IQ, dan kan je niet uitsluiten dat je een effect van non-verbaal IQ meet in plaats van een effect van de TOS. Bishop pleit echter voor een meer praktijkgerichte visie op terminologie en criteria. Ze haalt daarbij vanuit een praktijkoogpunt drie tegenargumenten aan tegen het hanteren van een strikte IQ-grens voor het diagnosticeren van een TOS:

1) Het non-verbale IQ kan variëren afhankelijk van de test of het moment van afname.
2) Bij strikt hanteren van de IQ-grens krijgt een grote groep kinderen met onverklaarbare taalproblemen en een non-verbale IQ-score tussen de 70 en 85 geen behandeling.
3) Het effect van een behandeling hangt niet af van non-verbaal IQ.

In de Nederlandse zorg- en onderwijspraktijk is Bishops’ pleidooi al gemeengoed. Zowel in de richtlijn voor logopedie bij TOS als in de richtlijn voor toelaatbaarheid tot het speciaal onderwijs aan leerlingen met TOS van Siméa wordt expliciet benoemd dat de eis van een gemiddeld non-verbaal IQ of een discrepantie tussen verbaal en performaal IQ is losgelaten.

Op SRCLD werd de onduidelijkheid rondom de definitie van DLD opgelost door in elke presentatie en bij elke poster te verduidelijken of de DLD-groep wel of niet volgens de oude SLI-criteria was geworven. Een naamsverandering was misschien relatief gemakkelijk te bereiken, maar het veranderen van de criteria zal in het wetenschappelijke veld een lange weg zijn.

Richtlijn toelaatbaarheid Siméa