Op het WAP-symposium op 20 januari 2018 Verschillend Taalvaardig liet Elma Blom, keynotespreker, overeenkomsten en verschillen zien tussen de taalontwikkeling van meertalige kinderen met en zonder een TOS, zoals dat uit actueel onderzoek naar voren komt. TOS wordt daarbij gedefinieerd als een ‘ernstige stoornis in begrip en/of productie van gesproken taal zonder een duidelijke aanwijsbare oorzaak’.

In het kader van het 35 jarig bestaan van het WAP zijn we eens teruggegaan in de tijd, naar een WAP-Nieuwsbrief van 1984, waar we een overzicht aantreffen van doctoraalscripties van studenten Algemene Taalwetenschap (Universiteit van Amsterdam). Van de 25 genoemde scripties handelen er zes over eerstetaalontwikkeling met, opvallend, een focus op vijf- tot zevenjarige kinderen. Daarnaast staat de taalontwikkeling centraal van kinderen met een stoornis of functiebeperking. Maar liefst negen scripties richten zich op de taalontwikkeling van vooral dove kinderen, maar ook op die van zwakzinnige, imbeciele (sic), blinde en afatische kinderen. Een scriptie slechts richt zich op tweedetaalonderwijs, een onderzoeksgebied dat net tot ontwikkeling aan het komen is. Er zijn vijf scripties tenslotte die de eerste schreden laten zien op weg naar huidig onderzoek naar kinderen met een TOS.

  1. Vergelijkend onderzoek naar het taalgebruik van taalgestoorde en niet-taalgestoorde kinderen (Loetje Groeneweg-Bruckman en Jeannette Tso-Verbeek).
  2. Kindertaalstoornissen: afwijking of achterstand? (Jan de Jong).
  3. Stoornissen in de (auditieve) figuur-achtergronddiscriminatie bij kinderen met het inhibitiezwaktesyndroom (Allard Jongman).
  4. Een vervolgonderzoek op vijf taalgestoorde kinderen (Tessie Leipoldt en Lenny van de Hogen).
  5. De grammatikale analyse van zelfverbeteringen. Een onderzoek naar monitorgedrag van 4- en 7-jarige kinderen (John Schrijnemakers).

Trends berusten altijd op eerdere ontwikkelingen. Ook het WAP-symposium Verschillend taalvaardig heeft zijn wortels in de geschiedenis: 1984 bijvoorbeeld.