Leren denken over taalkwesties. Hoe kun je grammaticaonderwijs uitdagend maken in de bovenbouw? – Drs. Astrid Wijnands

De laatste lezing van de dag werd gegeven door drs. Astrid Wijnands, docent Taalkunde bij de opleiding Nederlands van Hogeschool Utrecht. Astrid doet een promotieonderzoek aan de Radboud Docentenacademie naar de ontwikkeling van het reflectief denkvermogen in grammaticale kwesties bij leerlingen in de bovenbouw van de middelbare school.

Aan het begin van de lezing laat Astrid het publiek terugdenken aan hun schooltijd, aan het vak grammatica. Onder de aanwezige grammaticaliefhebbers is het wellicht anders gesteld, maar Astrid ervaart bij haar leerlingen dat zij grammaticalessen saai vonden en dat er weinig van is blijven hangen. Bij het grammaticaal correct leren spreken en schrijven, wordt in het traditionele onderwijs uitgegaan van de taalnorm: Hoe hoort het? Wat zijn de regels? Leerlingen willen weten wat goed en wat fout is, zodat ze dat erin kunnen stampen voor het tentamen. Ze menen eenduidige antwoorden te kunnen vinden op grammaticale kwesties.

Als de leerlingen tegen een grammaticaal vraagstuk aanlopen en een online taaladviesdienst raadplegen, komen ze echter van een koude kermis thuis. Grammatica is niet zwart-wit, het bevat vele nuances. Met andere woorden: taal is een rommeltje (Coppen, 2010). Als je een “rommelig probleem” tegenkomt in de grammatica, kun je dit niet oplossen als je alleen een taaladviesdienst raadpleegt. Een voorbeeld van een rommelig probleem is congruentie bij nevenschikkende onderwerpen. Wat is grammaticaal correct: “Er ligt ham en kaas in koelkast” of “Er liggen ham en kaas in de koelkast”? De taaladviesdienst geeft geen kant-en-klare antwoord maar schrijft in het advies omschrijvingen als “… hangt af van het zinsverband” of “het is geen dwingende regel om…”. Je moet de nuances in het advies kunnen begrijpen en je taalgevoel gebruiken om te beoordelen of een zin grammaticaal is of niet. En dat is nu net wat leerlingen niet leren in het traditionele onderwijs.

Implicatie voor de praktijk: Volgens Astrid is het goed om te laten zien dat grammatica niet eenduidig en saai is, maar ook ingewikkeld. Bied bij zinsontleden niet alleen eenduidige zinnen aan met maar één mogelijke oplossing, maar gebruik zinnen waarover discussie kan ontstaan en waarbij leerlingen hun eigen taalgevoel moeten gaan raadplegen.

Hoe kun je als docent leerlingen helpen om taaladviezen te leren interpreteren? De leerlingen moeten lastige grammaticale kwesties vanuit verschillende perspectieven leren beschouwen, om van daaruit een genuanceerde afweging te kunnen maken. Behalve de taalnorm zijn er nog twee andere perspectieven van waaruit je een taalprobleem kunt bekijken, namelijk je eigen taalgevoel (wat vind je er zelf van?) en de taalwerkelijkheid (hoe gebruiken mensen om je heen de taal?) (Coppen, 2011; Coppen, 2012; Van Rijt en Wijnands, 2017). Deze drie perspectieven kunnen overeenkomen, maar kunnen ook verschillen. Mensen gebruiken taal niet altijd volgens de regels, er bestaan verschillen in taalgevoel tussen mensen en iemands taalgevoel klopt niet altijd met de taalnorm. Ten eerste moeten leerlingen zich bewust worden van het spanningsveld tussen taalnorm, taalgevoel en taalwerkelijkheid. Ten tweede moeten zij gestimuleerd worden in het reflectief denkvermogen om een juiste keuze te maken tussen de norm, hun gevoel en de werkelijkheid.

Om bovenstaande twee doelen te bereiken heeft Astrid als onderdeel van haar promotieonderzoek een model ontwikkeld (zie onderstaande afbeelding). Dit model omvat verschillende “didactische stappen” (voelen, vatten en verwerken) en verschillende stappen binnen de “ontwikkeling van reflectief denken” (pre-reflectief, quasi-reflectief en reflectief). Bij elke stap hoort een andere oefening rondom één lastig grammaticaal vraagstuk, waardoor per vraagstuk 9 niveaus van oefeningen ontstaan. Tijdes het doorlopen van het model ontwikkelen de leerlingen stap voor stap hun reflectief denkvermogen bij het oplossen van grammaticale kwesties.

Didactisch model voor de ontwikkeling van reflectief bewustzijn van grammatica, door Astrid Wijnands

Stand van zaken
Astrids promotieonderzoek is nog in volle gang. Inmiddels zijn voor vier verschillende grammaticale kwesties 9 oefeningen gemaakt. De oefeningen zijn voorgelegd aan leerlingen 5 vwo in Nederland en België. Een aantal reacties uit de evaluatie: “Ik had over zulke taalkwesties nog nooit nagedacht”, “Ik heb geleerd dat niet iedereen weet hoe het moet” en “Ik heb bijgeleerd dat je met taalgevoel al veel juist kan hebben”. Uit deze reacties spreekt een groei in taalbewustzijn en in reflectief denken. Toch waren er ook leerlingen bij die we waarschijnlijk niet bij de volgende Dag van de grammatica zullen terug zien. Hun reactie op Astrids oefeningen was “Ik vond dit redelijk saai” en “Ik heb niks geleerd”.

Wil je meer weten over het promotieonderzoek van Astrid? Kijk op https://vakdidactiekgw.nl/author/astridwijnands/.

Referenties
Coppen, P.-A. (2010). “De taal is een rommeltje”. In: H. Hulshof & T. Hendrix (red..), Taalkunde en het schoolvak Nederlands. Amsterdam: VLLT, p. 26-28.
Coppen, P.-A. (2011). Grammatica is een werkwoord. In S. Vanhooren & A. Mottart (Eds.), Vijfentwintigste conferentie van Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press. 222-228.
Coppen, P.-A. (2012). Sturen zonder handen. In S. Vanhooren & A. Mottart (Eds.), Zesentwintigste conferentie van Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press. 207-213.
Rijt, J. van & Wijnands, A (2017). Taalnorm, taalwerkelijkheid en taalgevoel: de casus ‘hun hebben’. Levende Talen Magazine, 7, 4-8.