Abstracts Taal, brein & meertaligheid (parallelsessies D, 15:50 – 16:20)
Chantal van Dijk (Radboud Universiteit) – Tussen-taalinvloed in tweetalige kinderen: een meta-analyse
Het is veelvuldig aangetoond dat de talen van tweetalige kinderen elkaar kunnen beïnvloeden, ook op het niveau van (morfo)syntaxis. Eerdere studies hebben een aantal factoren blootgelegd die de aanwezigheid en de mate van deze tussen-taalinvloed beïnvloeden, zoals overlap tussen talen en taaldominantie (e.g., Serratrice, 2013). Desondanks wijken resultaten hierover van elkaar af, zelf wanneer dezelfde factor wordt bestudeerd. Dit wordt deels veroorzaakt door verschillen tussen studies als het gaat om de onderzochte populaties, structuren en methoden. Daarom heeft deze studie als doel om (1) de omvang van tussen-taalinvloed in tweetalige kinderen te meten en (2) de invloed van verschillende factoren te onderzoeken door middel van een systematische review en meta-analyse. Onze studie bevat data van 27 experimentele studies die tussen-taalinvloed op het niveau van (morfo)syntaxis onderzocht hebben in tweetalige kinderen (in taalproductie en -begrip). In een eerste stap hebben we op een systematische manier voorspellers van tussen-taalinvloed geïdentificeerd. In een tweede stap combineren we de resultaten van de onderzochte studies in een meta-analyse die zich richt op a) de omvang van tussen-taalinvloed; en b) de rol van de verschillende factoren (e.g., taaloverlap en -dominantie). Onze systematische review laat zien dat studies op een subtiele manier verschillen in hun interpretatie van tussen-taalinvloed en in de wijze waarop zij taaloverlap definiëren. Dit verklaart een deel van de variatie in resultaten. Door de data van deze studies op een systematische manier samen te brengen in onze meta-analyse, hopen wij een coherenter beeld te creëren van tussen-taalinvloed in tweetalige kinderen en de mechanismen erachter.
Merel Keijzer (Rijksuniversiteit Groningen) – De twee in tweetalig: cognitieve, talige en sociale effecten van en op vreemde taalleren op latere leeftijd
Tweetaligheid is opgeworpen als een levenservaring die cognitieve flexibiliteit kan vergroten en zelfs ouderdoms-gerelateerde cognitieve achteruitgang kan vertragen. Recent is er veel aandacht voor het individu in onderzoek dat tweetaligheid linkt aan gezond ouder worden: hoe hangen individuele taalgebruikspatronen en taalhoudingen samen met de cognitieve effecten die uit tweetaligheid kunnen vloeien (b.v. van den Noort e.a., 2019). Ook weten we dat tweetaligheid niet losgekoppeld kan worden van andere factoren die gezond ouder worden bevorderen zoals voldoende beweging en persoonlijkheidskenmerken (Pot, Keijzer, & de Bot, 2018). Deze symposiumbijdrage gaat in op de vraag hoe cognitieve, talige en sociale factoren worden beïnvloed door het leren van een vreemde taal op latere leeftijd (65+) maar ook hoe die factoren taalleren zelf kunnen beïnvloeden. Dat wordt gedaan door het presenteren van een metastudie rondom eerdere studies naar taalleren op latere leeftijd, maar ook de eerste bevindingen van een dergelijke studie binnen het Groningse Bilingualism and Aging Lab (www.balab.nl).
Eefje van der Linden (Kentalis) – Meertalige diagnostiek van (zeer) jonge kinderen
Wanneer een meertalig kind in Nederland opgroeit, komt het in aanraking met verschillende signalerende instanties die hun zorgen kunnen uiten over de (Nederlandse) taalontwikkeling van het kind. Vaak gaat het dan om de achterstanden die waarneembaar zijn in vergelijking met eentalige Nederlandse leeftijdgenoten. Het consultatiebureau maakt bijvoorbeeld gebruik van de Uniforme signalering van taalachterstanden bij jonge kinderen in aanvulling op het Van Wiechenonderzoek. Hierdoor worden kinderen al vanaf 2 jarige leeftijd doorverwezen naar een audiologisch centrum. Vroege signalering van taal(ontwikkelings)stoornissen maakt eerdere diagnose, behandeling en begeleiding mogelijk, waardoor veel problemen voorkomen worden. Op het Audiologische Centrum in Den Haag worden veel jonge, meertalige kinderen gezien waarbij er zorgen zijn over de taalontwikkeling in het Nederlands en er vragen zijn over de taalontwikkeling in de moedertaal. In een gecombineerd logopedisch psychologisch onderzoek wordt met behulp van een officiële tolk getracht de vraag te beantwoorden of er sprake is van een taalontwikkelingsstoornis (TOS) of een blootstellingsachterstand. Tijdens de parallelsessie zal worden ingegaan op de diagnostiek bij meertalige (zeer) jonge kinderen (2-4 jaar) en wat je nodig hebt om op deze leeftijd onderscheid te kunnen maken tussen een TOS en een blootstellingsachterstand.
Esli Struys (Vrije Universiteit Brussel) – Taalopslag en taalcontrole in het meertalige brein
Individuele meertaligheid stelt het brein voor grote uitdagingen. Het meertalige brein omvat meerdere taalsystemen die grotendeels in dezelfde breinregio’s liggen opgeslagen wat interferentie tussen deze systemen bijna onmogelijk maakt. Toch slagen meertaligen er vrij goed in om deze taalsystemen gescheiden te houden en kunnen ze met ééntalige gesprekspartners consequent één taal gebruiken zonder interferentie van de andere talen. Hoe slagen meertaligen erin interferentie tussen hun taalsystemen zo klein mogelijk te houden? Uit onderzoek blijkt dat het meertalige brein controlemechanismen heeft ontwikkeld die het meertalige individu helpen om het juiste taalsysteem te selecteren en het andere uit te schakelen. Een belangrijk vraag is of deze mechanismen specifiek ontwikkeld zijn voor controle over taalsystemen of ook van nut zijn voor algemene cognitieve controle. Het antwoord op deze vraag heeft belangrijke implicaties voor de cognitieve effecten van meertaligheid want indien meertalige taalcontrole gebruikt maakt van algemene cognitieve controleprocessen is het mogelijk dat meertaligen door constant gebruik van deze mechanismen een algemeen cognitief voordeel hebben. Sommige onderzoekers hebben het bestaan van een cognitief voordeel bepleit op basis van betere prestaties voor meertaligen op algemene cognitieve taken. Maar anderen hebben dit weerlegd op basis van het ontbreken van dergelijke effecten. Om dit debat goed te begrijpen, is het noodzakelijk stil te staan bij de aard van meertalige taalcontrole: is dit mechanisme domeinspecifiek of domeinalgemeen?