Taal, brein & aandoeningen (parallelsessies C)

Abstracts Taal, brein & aandoeningen (parallelsessies C, 15:15 – 15:45)

Hans van Balkom (Radboud Universiteit, Stichting Milo) – Taal is een communicatieverschijnsel en ontstaat in het brein
Communicatie, taalverwerving en geletterdheid beschouwen we als de basisingrediënten voor integratie, participatie, (zelf)redzaamheid en deelname in onze talige en geletterde maatschappij. Communicatie helpt de mens om invloed uit te oefenen op de directe omgeving en op anderen in die omgeving. Vanuit communicatie krijgt taalverwerving voeding en richting. In communicatie en de taal die we ons eigen maken, leren we betekenis te verlenen aan wat we waarnemen en verwerken. Daardoor zijn we in staat om lerend te ontdekken, te begrijpen en binnenkomende informatie te filteren en om te zetten in kennis. Communicatie en taal zijn vanaf de vroegste ontwikkeling nauw met elkaar verweven. Ze elkaar gaandeweg in de aanleg van wijd, diep vertakte en met elkaar vervlochten neurale netwerken met schakelstations in alle belangrijke hersengebieden. Elk van de hersengebieden heeft een gespecialiseerde functie, zoals bijvoorbeeld aandachtregulatie, zintuiglijke waarneming, geheugenfuncties en motoriek. Maar geschakeld in een neuraal netwerkverband organiseren ze samen, op een hoger niveau, communicatie en taal en faciliteren ze ook het leren lezen. Deze inzichten over de neurale netwerkstructuur van communicatie en taal, met knooppunten van en naar andere kerndomeinen, tonen aan dat in feite het ‘totale brein’ in actie komt bij communicatie, taal en lezen. Kennis over en inzicht in de ontwikkeling en organisatie van communicatie en taal in het brein en de relatie daarvan met gedrag leveren ons essentiële informatie over het ontwikkelings- en leervermogen, dat daarnaast bepaald wordt door andere ontwikkelingsdomeinen, persoonlijke factoren en omgevingsinvloeden. Deze kennis is toegepast in een methodiek om assessment en behandeling van kinderen met meervoudige beperkingen te verbeteren.

 

Djaina Satoer (Erasmus MC) – Wakkere hersenchirurgie en diagnostiek van afasie bij hersentumorpatiënten
Wakkere hersenchirurgie is de gouden standaardbehandeling bij patiënten met laaggradige (LGG) hersentumoren in eloquente gebieden van het brein. Het doel betreft om zoveel mogelijk tumorweefsel te verwijderen met een zo goed mogelijk behoud van taalfuncties en kwaliteit van leven. Vanwege de langzame tumorgroei bij LGG’s vindt er vaak neuroplasticiteit plaats, waardoor er meestal sprake is van een milde afasie. Specifieke taaltesten zijn nodig om detectie hiervan voor, tijdens en na wakkere hersenchirurgie te bewerkstelligen. Deze taaltesten zijn de afgelopen jaren ontwikkeld op basis van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek en zullen worden uitgelicht. Patiënten met hooggradige (HGG) hersentumoren hebben meestal een ernstigere vorm van afasie en zij benodigen een andere benadering in de diagnostiek. Momenteel doen wij onderzoek naar de toegevoegde waarde van een wakkere operatie bij deze patiëntengroep (HGG) via een gerandomiseerde gecontroleerde trial in verschillende ziekenhuizen in Nederland. In deze lezing zal hierop worden ingegaan en hoe een “patient-tailored’ neurolinguïstisch protocol kan worden opgesteld bij zowel LGG als HGG patiënten. De effecten van een dergelijke operatie op de postoperatieve “outcome” zullen worden besproken. Tot slot zullen er ook enkele nieuwe inzichten vanuit beeldvormingstechnieken worden getoond die kunnen bijdragen aan de neuroanatomie van taal en de behandeling van hersentumoren.

 

Lottie Stipdonk (Erasmus MC) – Taalproblemen bij te vroeg geboren kinderen en de relatie met de onderliggende ontwikkeling van het brein
Achtergrond: In Nederland worden ongeveer 3600 kinderen per jaar vóór 32 weken zwangerschap geboren. Ruim 40% van deze kinderen houdt ontwikkelingsproblemen over aan de vroeggeboorte, waaronder taalproblemen. In de leeftijd van 3 tot 13 jaar, waarin taalgebruik steeds complexer wordt, lijken de taalproblemen bij te vroeg geboren kinderen toe te nemen, met negatieve gevolgen voor hun schoolse ontwikkeling en de communicatie in het alledaagse leven.
Doelen Beter kunnen voorspellen (en vroeg behandelen) van taalproblemen bij veel te vroeg geboren kinderen door complexe taalfuncties op schoolleeftijd in kaart te brengen en te relateren aan de ontwikkeling van het brein. Methode: 63 veel te vroeg geboren kinderen zijn longitudinaal gevolgd. Op 10 jarige leeftijd is de taalontwikkeling uitgebreid onderzocht en is een MRI scan van het brein gemaakt. Volume- en connectiviteitsmetingen van het Cerebellum, dat steeds vaker in verband wordt gebracht met cognitieve processen, zijn gerelateerd aan taaluitkomsten, gemeten met item-based testen (CELF-4-NL en PPVT) en een narratieve naverteltaak (Busverhaal). Resultaten: 44% van de veel te vroeg geborenen scoorde ondergemiddeld op de CELF-4, terwijl zij een significant hoger verbaal IQ hadden. Op het busverhaal werd beter gescoord dan verwacht, in vergelijking met de scores op de CELF-4, mogelijk door het verschil in benodigde aandacht tijdens de taak. Het volume van het Cerebellum als geheel is niet gerelateerd aan complexe taaluitkomsten, maar kleinere lobes en lobules van het cerebellum wel. Conclusie: Te vroeg geboren kinderen hebben ook op 10-jarige leeftijd nog zwakke taalfuncties die gerelateerd zijn aan de breinontwikkeling van het Cerebellum.

 

Maaike Vandermosten (KU Leuven) – Verbeteren van de voorspelling van taalherstel door de inclusie van risico- en beschermende neurocognitieve factoren
Na een beroerte is het voor iemand met afasie belangrijk om te weten of en hoe zijn taal zich zal herstellen. Tot nu toe baseert men zich voor het voorspellen van taalherstel voornamelijk op de afgenomen taaltesten na de beroerte en op de grootte en locatie van het hersenletsel. Deze elementen kunnen echter maar in beperkte mate de individuele verschillen in taalherstel tussen personen met afasie verklaren. Met ons project willen we deze voorspelling verbeteren. Dit gaan we doen door (1) het leerpotentieel in kaart te brengen voor het (her)leren van taal, en (2) de intacte hersenstructuren die mogelijk belangrijk zijn voor taal (rechter planum temporale en arcuate fasciculus) en leren (hippocampus) te onderzoeken. Om dit te bereiken zullen we bij 50 personen met afasie zowel gedragsmatige testen als verschillende neurale beeldvormingsmetingen afnemen in de acute fase (enkele dagen na de beroerte), de subacute fase (3 maanden na de beroerte) en de chronische fase (9 maanden na de beroerte). Het includeren van neurale en gedragsmatige voorspellers die een compenserende rol kunnen spelen bij taalherstel kan resulteren in een verbeterde predictie van taalherstel bij afasie.