Tessel Boerma – Universiteit Utrecht

Meertaligheid kan verschillende consequenties hebben voor de ontwikkeling van kinderen. Zo zijn er indicaties dat het managen van twee talen een positief effect heeft op de cognitieve ontwikkeling. De taalontwikkeling van meertalige kinderen kan echter juist vertraagd zijn doordat het taalaanbod verdeeld is over meerdere talen, en ze dus vaak minder aanbod ontvangen in één taal dan een eentalig kind. Het taalprofiel van kinderen met zo’n taalachterstand kan oppervlakkige gelijkenissen vertonen met het taalprofiel van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS), waardoor het lastig is om een TOS bij meertalige kinderen te identificeren.

Promotieonderzoek

Mijn promotieonderzoek richtte zich op meertalige kinderen met een TOS en vergeleek hun ontwikkeling tussen de 5 en 8 jaar met die van eentalige en meertalige leeftijdsgenootjes zonder een TOS, en eentalige leeftijdsgenootjes met een TOS. Het doel was om (1) de identificatie van een TOS in een meertalige context te verbeteren, (2) meer kennis te genereren over de sterke en zwakke kanten van meertalige kinderen met een TOS, een groep die hard groeit door de toenemende linguïstische diversiteit in veel landen in de wereld, en (3) inzicht te krijgen in de bron van de overlappende taalprofielen van meertalige kinderen en kinderen met een TOS, om zo beter te begrijpen wat de onderliggende mechanismen zijn die de taalproblemen van kinderen met een TOS veroorzaken.

1. Identificatie van een TOS bij meertalige kinderen
Gestandaardiseerde instrumenten die gebruikt worden om een TOS te diagnosticeren, zoals woordenschat- of grammaticataken, meten kennis van een specifieke taal en benadelen daardoor kinderen die minder zijn blootgesteld aan deze taal, zoals sommige meertalige kinderen. De taalkennis van een meertalig kind is verdeeld over twee (of meer) talen en er wordt daarom bij het vermoeden van een TOS aangeraden om beide talen van het kind te testen. Onder andere vanwege gebrek aan geschikte instrumenten, tolken en financiële middelen is dit echter niet altijd haalbaar.

Onderzoekers en clinici uit verschillende Europese landen hebben tussen 2009 en 2013 naar een alternatief gezocht en nieuwe instrumenten ontwikkeld (zie www.bi-sli.org). Ik heb drie van deze instrumenten geëvalueerd tijdens mijn promotieonderzoek: een quasi-universele nonwoord repetitietaak, een narratief en een oudervragenlijst. In plaats van taal-specifieke kennis, meten deze instrumenten vaardigheden die kinderen hebben verworven in elke taal die ze hebben geleerd. Hierdoor zouden meertalige kinderen niet meer benadeeld moeten worden, terwijl kinderen met een TOS verwacht worden zwak te presteren.

Uit de resultaten blijkt dat deze drie instrumenten de potentie hebben om een betrouwbare diagnose van een TOS bij een meertalig kind te ondersteunen. Eentalige en meertalige kinderen waren even goed in het herhalen van de quasi-universele nonwoorden, konden even goed een verhaal vertellen en begrijpen, en hadden volgens ouders een vergelijkbare vroege taalontwikkeling gehad. Kinderen met een TOS, zowel eentalig als meertalig, behaalden echter lagere scores op de drie instrumenten dan typisch ontwikkelende kinderen. De instrumenten konden samen meer dan 95% van de eentalige en meertalige kinderen met en zonder een TOS correct identificeren.

2. Kennis over meertalige kinderen met een TOS
Naast bijdragen aan een betrouwbare diagnosestelling, richtte mijn promotieonderzoek zich op het belichten van sterke en zwakke kanten van meertalige kinderen met een TOS. Voor dit doel werden de prestaties van kinderen op verschillende talige (woordenschat en morfologie in het Nederlands) en cognitieve (verbaal en non-verbaal geheugen, selectieve aandacht en inhibitie) taakjes in kaart gebracht.

De resultaten lieten zien dat woordenschat een wezenlijk risicogebied is voor meertalige kinderen met een TOS. Hoewel ook de andere verbale taken lastig waren voor deze groep, scoorden ze op woordenschat significant zwakker dan eentalige kinderen met TOS en bleek het effect van een TOS op woordenschat groter in de meertalige groep dan in de eentalige groep. In vergelijking met eentalige leeftijdgenootjes met een TOS hadden de meertalige kinderen met een TOS juist een grotere verbale en visuospatiele werkgeheugencapaciteit. Het blijkt dus dat voordelen van meertaligheid ook aanwezig zijn bij meertalige kinderen met een TOS.   

3. Bron van overlappende taalprofielen
De taalprofielen van kinderen met een TOS en meertalige kinderen vertonen vaak gelijkenissen, maar het is niet duidelijk waarom dit zo is. De hypothese was dat kinderen met een TOS hun aandacht voor taalaanbod minder goed konden vasthouden dan typisch ontwikkelende kinderen en zo het taalaanbod onvolledig zouden verwerken. Hierdoor ontwikkelen ze mogelijk dezelfde taalproblemen als kinderen die minder blootstelling aan een bepaalde taal krijgen. De resultaten kwamen overeen met deze hypothese. Het effect van een TOS op de taalvaardigheid van zowel eentalige als meertalige kinderen kon verklaard worden door een zwakke auditieve volgehouden aandacht. Deze zwakke auditieve volgehouden aandacht belemmert vermoedelijk een goede verwerking van taalaanbod, hetgeen gevolgen heeft voor de taalverwerving.

Conclusies en vervolgstappen
De bevindingen uit mijn promotieonderzoek hebben belangrijke klinische implicaties. Drie recent ontwikkelde instrumenten kunnen de identificatie van een TOS in een meertalige context ondersteunen en bieden een veelbelovend alternatief voor als testen in beide talen niet mogelijk is. Een belangrijke vervolgstap is het verzamelen van normgegevens, zodat de instrumenten in de praktijk gebruikt kunnen worden. Op dit moment zijn de instrumenten al wel online beschikbaar (www.uu.nl/codembi). De bevindingen in mijn proefschrift geven bovendien meer duidelijkheid over de sterke (werkgeheugen) en zwakke (woordenschat) punten van meertalige kinderen met een TOS. Toekomstig onderzoek zal moeten verkennen of die sterke kanten ook ingezet kunnen worden om de taalontwikkeling te bevorderen.

Naast klinische implicaties, hebben de resultaten van de studies in dit proefschrift ook belangrijke theoretische implicaties. De gedeeltelijke overlap tussen de taalprofielen van meertalige kinderen en kinderen met een TOS suggereert dat de taalproblemen van kinderen met een TOS voortkomen uit een minder goed vermogen om taalaanbod te verwerken. Meer onderzoek naar de relatie tussen taal en cognitie bij kinderen met een TOS is noodzakelijk om dit te bevestigen en om verschillende onderliggende mechanismen te toetsen.

Deze samenvatting is gebaseerd op het proefschrift ‘Profiles and paths: Effects of language impairment and bilingualism on children’s linguistic and cognitive development’, geschreven door Tessel Boerma onder begeleiding van Elma Blom, Paul Leseman en Frank Wijnen en gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) (hier te downloaden). Een uitgebreidere versie van deze samenvatting is te vinden op vhz-online.nl. Voor meer informatie, kunt u mailen naar t.d.boerma@uu.nl.