Posters

Klik onder de poster om de afbeelding te vergoten. De slides van de lezingen gehouden tijdens het symposium staan per thema op de desbetreffende pagina.

De ontwikkeling van begrip en narratieven bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis

Anouk Bruggink en Petra Bos

Welke rol speelt het taalbegrip in de ontwikkeling van de vertelvaardigheid bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS)? Deze vraag stond centraal in een cross-sectioneel onderzoek bij een onderzoeksgroep (N= 36) van kinderen met een TOS van vijf, zeven en negen jaar oud. Het begrip van twee verteltaken (afkomstig uit Multilingual Assessment Instrument for Narratives) werd verkregen met behulp van begripsvragen en vergeleken met de uitkomsten van een controlegroep (NO) (N= 72). Het verschil tussen twee taaktypes (naverteltaak vs. verteltaak), twee type begripsvragen (verhaalstructuur vs. termen met betrekking tot innerlijke toestand) en de invloed van de aard van de taalontwikkelingsstoornis (receptief en productief vs. enkel productief) is onderzocht.

Alle kinderen behaalden betere scores op de begripsvragen bij de naverteltaak dan bij de verteltaak. Vragen naar de verhaalstructuur werden bij de verteltaak door beide onderzoeksgroepen en alle leeftijden beter beantwoord dan de vragen naar innerlijke toestand termen. In tegenstelling tot de groep met enkel een productieve taalontwikkelingsstoornis, lijken de scores van de deelnemende kinderen met tevens een receptieve stoornis na de leeftijd van zeven jaar te stagneren.

Klik hier voor de poster.

De relatie tussen taalvaardigheid en probleemgedrag in typisch ontwikkelende kleuters

Brigitta Keij, Loes Janssen, Jolien van der Graaff, Hannah de Mulder, Josje Verhagen en Hayo Terband

Taal- en gedragsstoornissen komen vaak samen voor bij kinderen in klinische populaties. Of taalproblemen ook direct probleemgedrag kunnen oproepen in typisch ontwikkelende (TO) kinderen is onduidelijk. Daarom was het doel van dit onderzoek om na te gaan of taalvaardigheid gerelateerd is aan probleemgedrag in TO-kleuters. We bestudeerden de invloed van taalvaardigheid op gedrag in 50 eentalige kleuters (4-6 jaar) door het uitlokken van taalbegripsproblemen op verschillende taaldomeinen tijdens een interactief tabletspel. Het type, de hoeveelheid en intensiteit van de gedragsrespons van de kinderen werd gecodeerd volgens een nieuwontwikkeld coderingsysteem (SCCBIT). We stelden ook de receptieve woordschat van de kinderen vast (PPVT-III-NL) om de validiteit van het tabletspel als maat voor taalvaardigheid te toetsen. De PPVT scores correleerden significant met de totale score op het spel, r(50) = .408, p = .004. Er was een significante negatieve correlatie tussen de totale score op het spel en totale intensiteit van externaliserend gedrag (boosheid/frustratie), r(50) = -.329, p = .019. Bovendien correleerde de score op het pragmatisch niveau met zowel de hoeveelheid als intensiteit van externaliserend gedrag, r(50) = -.368, p = .009, r(50) = -.375, p = .007. De resultaten laten zien dat verschillen in taalvaardigheid gerelateerd zijn aan probleemgedrag in TO-kleuters. (200 woorden)

Klik hier voor de poster.

Impliciet leren bij kinderen met een TOS

Imme Lammertink, Paul Boersma, Frank Wijnen en Judith Rispens

Achtergrond: Steeds meer onderzoek laat zien dat kinderen met een TOS moeite hebben met het impliciet leren van (taal)regels.

Doel: Eerdere studies richtten zich vooral op de uitkomst van het impliciet leren. De huidige studie geeft inzicht in het leerproces (snelheid en mate). Daarnaast wordt onderzocht met welke taalvaardigheden (bijvoorbeeld grammatica of leesvaardigheid) impliciet leren samenhangt.

Methode & procedure: Kinderen doen twee verschillende impliciet leertaken. In het eerste taakje leren ze onbewust regels in een niet-bestaande taal (auditief talige domein). In het tweede taakje leren ze onbewust een patroon te herkennen (visueel niet-talige domein). Naast deze impliciet leertaken nemen we nog een groot aantal andere taal- en cognitietaken af.

Resultaten: Dataverzameling is nog gaande en daarom presenteren we hier de voorlopige resultaten van 29 kinderen met een TOS (Gemiddelde leeftijd: 9.1 jaar) en 29 kinderen zonder TOS (Gemiddelde leeftijd: 9.3 jaar). In zowel het auditieve talige domein als in het visuele niet-talige domein laten kinderen met TOS een ander leertraject zien dan kinderen zonder TOS. In het auditieve domein lijken de kinderen met TOS de regels niet op te pikken, in het visueel domein wel. De samenhang met andere taalvaardigheden moet nog geanalyseerd worden.

Conclusie en implicaties: Deze voorlopige resultaten ondersteunen het gebruik van interventies die impliciet leren in kinderen met een TOS stimuleren (bijv. conversation recast treatment

 

 

Klik hier voor de poster.

Informatievaardigheden met het 4C/ID model

Chantal Mülders

De resultaten tonen dat taalniveau geen voorspeller was voor prestaties op informatievaardigheden. De meest taalvaardige klas (honorsgroep) presteerde het slechtst, omdat velen de oefenstappen overbodig achtten. Mate van programmadeelname was wel een positieve indicator. Daarentegen was het foutenpatroon in vergelijking met twee andere studentcohorten identiek: de meeste problemen ontstonden in de toepassing van APA, dan integratie en daarna evaluatie van bronnen. Wat ervaringen betreft, roemden de studenten de vele feedbackmogelijkheden. Dat was intensief voor de docenten, maar tegelijkertijd productief en motiverend. Zowel studenten als docenten waardeerden de sterk gestructureerde opbouw, maar bekritiseerden het aantal oefeningen.

Klik hier voor de poster en hier voor de handout.

De relatie tussen narratieve vaardigheden en executief functioneren bij TOS: een longitudinaal onderzoek

Lierin de Wael, Wendy Boelhouwer, Judith Rispens, Annette Scheper en Ludo Verhoeven

Kinderen met een Taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben naast hun taalproblemen vaak problemen met taken, waarbij het verbale werkgeheugen en andere executieve functies (EF) zijn betrokken. Longitudinale gegevens op narratief en executief gebied van TOS-kinderen zijn verzameld om inzicht in de relatie tussen neurocognitieve en narratieve vaardigheden te krijgen.

Het onderzoek geeft antwoord op de onderzoeksvragen: (1) Zijn EF en narratieve vaardigheden gerelateerd aan elkaar bij TOS-kinderen? en (2) Voorspelt de prestatie op EF taken op tijd1 het narratief gedrag op tijd2 bij TOS-kinderen?

134 kinderen met een TOS van 6-8 jaar hebben 8 weken interdisciplinaire behandeling gekregen. De EF en narratieve vaardigheden zijn voor aanvang van de behandeling (tijd1) en een jaar na de eerste testsessie (tijd2) onderzocht.

Regressie-analyses tonen aan, dat bij TOS EF gedrag gerelateerd is aan narratief gedrag. Verbaal werkgeheugen, cognitieve flexibiliteit en visueel korte-termijn-geheugen op 6 en 7- jarige leeftijd zijn significante voorspellers van narratieve vaardigheden op 7 en 8-jarige leeftijd.

Bij kinderen met een TOS zijn verschillende EF-vaardigheden gerelateerd aan specifiek narratief gedrag. De resultaten ondersteunen dat de taalproblemen bij TOS onderdeel zijn van een bredere neurocognitieve stoornis. Toekomstig onderzoek met non-verbale taken zal de rol van EF vaardigheden bij TOS verder moeten verduidelijken.

Kinderen met een ernstige fonologische stoornis: effectiviteit van intensieve behandeling

Annelies Bron en Annette Scheper

Op de poster worden de resultaten getoond van een studie naar de effectiviteit van de intensieve behandeling van kinderen met een ernstige fonologische stoornis. Deze kinderen zijn naar Kentalis verwezen, omdat zij in de eerste lijn onvoldoende vooruitgang laten zien.

Voor deze studie zijn 75 kinderen gevolgd vanaf de behandeling op de Fonopoli van Kentalis tot en met de aansluitende behandeling in de praktijk van een reguliere logopedist of van een logopedist op een speciale school.

De intensieve fonologische behandeling is gericht op het verbeteren van de verstaanbaarheid door de complexiteit van het klanksysteem te normaliseren. De ouders worden gedurende het traject bij de Fonopoli gecoacht, zodat zij hun kind zo goed mogelijk kunnen ondersteunen bij de communicatie in de thuissituatie.

Op twee meetmomenten wordt een testbatterij afgenomen, waarbij gekeken wordt naar de fonologische ontwikkeling, de vertelvaardigheid en de beleving van ouders ten aanzien van de taalontwikkelingsstoornis van hun kind.

Uit het onderzoek blijkt, dat veel kinderen een goede fonologische ontwikkeling doormaken. De verstaanbaarheid verbetert aanzienlijk: de kinderen ontwikkelen een complexer klanksysteem en gebruiken meer complexe woordvormen. Daarnaast worden veel kinderen ook taalvaardiger. Zij gaan langere zinnen maken en maken minder grammaticale fouten in hun zinnen.