Lezingen Leren van een tweede taal
Elena Tribushinina – ‘Hoe eerder hoe beter? Vreemdetalenonderwijs voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis’
Vragen n.a.v. Elena haar presentatie? Mail Elena via: E.Tribushinina@uu.nl
Er wordt vaak beweerd dat je zo vroeg mogelijk moet beginnen met het leren van een vreemde taal omdat jonge kinderen “net sponsjes” zijn die nieuwe talen “opzuigen”. Deze opvatting is echter gebaseerd op onderzoek naar tweede taalontwikkeling in een natuurlijke setting (d.w.z. in het land waar de taal wordt gesproken). Onderzoek naar gestuurde taalverwerving (in een klaslokaal) laat zien dat een vroege start niet per se voordelig is omdat oudere kinderen sneller leren en jongere starters makkelijk kunnen inhalen. Het is echter niet bekend wat een goede startleeftijd is voor vreemdentalenonderwijs voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). In deze lezing zullen wij twee mogelijke scenario’s bespreken op basis van de literatuur over (i) tweetalige ontwikkeling van kinderen met TOS en (ii) leeftijdseffecten in vreemdetaalverwerving bij kinderen met een normale taalontwikkeling. Daarnaast zullen we voorlopige resultaten van een pilot presenteren, waarin we de ontwikkeling van Engelse taalvaardigheid bij Russischtalige kinderen met TOS longitudinaal volgen, in relatie tot hun ontwikkeling in de eerste taal.
Elena Tribushinina studeerde Engelse Taal en Literatuur aan de Universiteit Kemerovo (Rusland) en Taalwetenschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze promoveerde aan de Universiteit Leiden in 2008. Momenteel is ze werkzaam als docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, waar ze onderzoek doet naar eerste- en tweedetaalverwerving, tweetaligheid en taalontwikkelingsstoornissen.
Jordi Casteleyn – ‘Onderzoek naar NT2-onderwijs, het ‘moeilijk lief’ van taalwetenschap: De uitdagingen van morgen’
Wil je de presentatie van Jordi inzien? Klik hier.
In Vlaanderen is NT2 een parapluterm geworden waar veel diverse onderwijstypes onder schuilen, van taallessen voor laaggeletterde volwassenen tot taalondersteuning voor adolescenten met een migratie-achtergrond in het reguliere onderwijs. Volgens mij is deze diffuse invulling van de term er deels verantwoordelijk voor dat onderzoek naar de effectiviteit van NT2-onderwijs beperkt is. Er zijn veel leerders binnen het NT2-onderwijs, maar als een onderzoeker op een specifieke doelgroep focust, wordt die populatie direct een stuk kleiner. Onderzoeksbudgetten gaan echter vaker naar projecten die een impact op veel mensen kunnen hebben, waardoor onderzoek naar een specifieke vorm van NT2-onderwijs minder snel opgestart wordt. Er zijn echter uitstekende grootschalige studies die algemene tendenzen binnen NT2-onderwijs in kaart brengen, maar wat dit voor de klaspraktijk betekent is voor NT2-lesgevers vaak onduidelijk. In deze presentatie wil ik echter beklemtonen dat onderzoek naar de effectiviteit van NT2-onderwijs wel degelijk mogelijk is, maar dat dit een specifieke aanpak behoeft. Ik stel een kringloop van vier processen voor die in elkaar haken: beseffen – samenwerken – toepassen/ontdekken – delen. Hierbij staat de interactie tussen wetenschap en praktijk centraal, waarbij zowel onderzoekers als lesgevers specifieke opdrachten voorgeschoteld krijgen. De presentatie eindigt met enkele concrete uitdagingen uit het NT2-onderwijs van vandaag, en tracht te verduidelijken hoe die kringloop van vier processen hierbij zou kunnen helpen.
Dr. Jordi Casteleyn is verantwoordelijk voor Didactiek Nederlands, Didactiek Nederlands aan anderstaligen, en Talenbeleid aan de Antwerp School of Education (Universiteit Antwerpen). Zijn onderzoek focust op lees- en spreekvaardigheid bij adolescenten. Gezien de zeer diverse samenleving van Antwerpen speelt meertaligheid een belangrijke rol in deze onderzoeksthema’s.
Rianne van den Berghe – ‘Sociale robots voor tweedetaalverwerving’
Wil je de presentatie van Rianne inzien? Klik hier.
Bij het leren van een tweede taal geldt over het algemeen: hoe jonger je ermee begint, hoe makkelijker het gaat. Tegenwoordig zijn er steeds meer technologische toepassingen om een tweede taal te leren. Zo zijn er bijvoorbeeld, ook voor jonge kinderen, steeds meer computerspelletjes en apps om een tweede taal te leren. In deze presentatie ligt de focus op één van de nieuwste vormen van technologie, namelijk sociale robots. In het Europese L2TOR project wordt onderzocht hoe robots ingezet kunnen worden om kinderen te helpen een tweede taal te leren. Nu robots steeds geavanceerder worden, raken ze steeds meer geïntegreerd in het dagelijks leven. Zo worden er al sociale robots gebruikt in ziekenhuizen bij kinderen met diabetes en in verzorgingshuizen voor ouderen. Echter, veel mensen zijn enigszins huiverig voor deze ontwikkeling. In deze presentatie zal worden ingegaan op zowel de voordelen van robots als de knelpunten die ze met zich meebrengen.
Rianne van den Berghe heeft na haar studie Liberal Arts & Sciences aan de Universiteit van Utrecht de onderzoeksmaster Linguistics afgerond. Zij werkt als AiO aan de Universiteit Utrecht op het L2TOR project, dat erop gericht is een sociale robot te ontwikkelen die jonge kinderen kan helpen bij het leren van een tweede taal.
Margreet van Koert – ‘Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels?’
Wil je de presentatie inzien? Klik hier
Binnen het ORWELL-project onderzoeken we de Engelse taalvaardigheden van basisschoolleerlingen. Het overkoepelende doel van het project is om erachter te komen wat de voorspellers zijn van het leren van Engels door kinderen op de basisschool. Hiervoor voeren we een longitudinale studie uit van drie jaar. De eerste meting bij kinderen in groep 6 (N = 300) heeft plaatsgevonden in het voorjaar van 2017. De testbatterij bestaat uit cognitieve taken (intelligentietest (RAVEN)), executieve functietaken (cognitieve flexibiliteit en werkgeheugen) en taaltaken, zoals toetsen voor woordenschat, grammatica, fonologisch bewustzijn, decodeervaardigheden en spelling. Alle taaltaken worden zowel in het Engels als in het Nederlands afgenomen. Ten slotte zijn er verschillende vragenlijsten: motivatie voor het leren van Engels, ervaring met het Engels buiten school en moedertaal. Tijdens de presentatie gaan we in op een deel van de resultaten van het eerste meetmoment. We bespreken het verband tussen woordenschat en grammaticale vaardigheden in het Nederlands en de prestaties op de Engelstalige woordenschat en grammaticale toetsen. Het blijkt dat op deze leeftijd vooral de kennis van de Engelse woordenschat voorspellend is voor de prestaties op de Engelse grammaticataken.
Margreet van Koert is postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Binnen het ORWELL-project doet zij onderzoek naar de Engelse vaardigheden van basisschoolleerlingen. In 2016 is zij gepromoveerd op een onderzoek naar hoe eentalige en tweetalige kinderen binding (woorden als zichzelf en hem) en kwantoren (woorden als alle, elke en iedere) begrijpen.