Op 14 juni 2023 is Kirsten van den Heuij gepromoveerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij verdedigde haar proefschrift getiteld Academic success of students who are deaf or hard of hearing in mainstream higher education. Het promotieonderzoek dat Kirsten de afgelopen jaren heeft uitgevoerd is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de VU Amsterdam en de Hogeschool Rotterdam – Instituut voor Gezondheidszorg/Kenniscentrum Zorginnovatie, waar zij sinds 2013 werkzaam is als docent en onderzoeker bij de opleiding logopedie. Kirsten vertelt hier meer over de inhoud van haar onderzoek.

Een vroege diagnose van een gehoorverlies en passende ondersteuning door middel van hoorapparaten en/of cochleaire implantaten zijn van groot belang voor de gesproken taalontwikkeling van mensen die doof of slechthorend zijn (DSH). Onderzoeken naar de gesproken taalvaardigheid van DSH-kinderen die een hoorapparaat of cochleaire implantaat dragen, laten veelbelovende resultaten zien. Als kinderen op jonge leeftijd toegang hebben tot het auditieve signaal, heeft dit een positieve invloed op de ontwikkeling van hun auditieve vaardigheden – en als gevolg daarvan – hun gesproken taalvaardigheid. Deze vaardigheden zijn van belang voor hun schoolse carrière en de mogelijkheid om te integreren op reguliere scholen. Dit doet uiteraard niet af aan het belang van vaardigheid in Nederlandse Gebarentaal (NGT) – daar ligt de focus van dit onderzoek echter niet.

DSH-kinderen integreren over het algemeen goed in het reguliere basis- of voortgezet onderwijs en bereiken daar vaak een onderwijsniveau dat vergelijkbaar is met dat van hun leeftijdsgenoten zonder gehoorverlies. Op sociaal en emotioneel vlak kunnen DSH-kinderen in het reguliere onderwijs echter moeilijkheden ervaren. DSH-kinderen geven vaker aan dat ze depressieve gevoelens hebben dan kinderen zonder gehoorverlies en zijn vaak minder populair in de klas. Op het niveau van basis- en voortgezet onderwijs is er speciaal onderwijs beschikbaar, waar DSH-kinderen specialistische ondersteuning krijgen. Voor DSH-studenten die zich willen inschrijven aan een universiteit of hogeschool, zijn reguliere onderwijsprogramma’s de enige optie in Nederland.

Als DSH-studenten eenmaal zijn ingeschreven in het regulier hoger onderwijs, is het bereiken van studiesucces niet vanzelfsprekend. Naast de algemene individuele verschillen die tussen studenten aanwezig zijn, wordt het studiesucces voor DSH-studenten ook bepaald door factoren die direct en/of indirect verband houden met hun gehoorverlies. In de afgelopen jaren is er al veel onderzoek gedaan naar factoren die van invloed kunnen zijn op de academische prestaties van DSH-studenten in het reguliere hoger onderwijs en hoe deze factoren zich verhouden tot hun studiesucces. Ondanks waardevolle inzichten vanuit deze reeds beschikbare onderzoeken, blijven DSH-studenten belemmeringen ervaren, onder andere ten aanzien van de sociale integratie en inclusie.

Het doel van mijn promotieonderzoek was om inzicht te krijgen in de academische prestaties en ervaringen van dove of slechthorende studenten in het regulier hoger onderwijs, en in hoeverre de toegang tot academische taal hun onderwijsloopbaan beïnvloedt. In het onderzoek is daarom eerst de onderwijsomgeving (de luistercontext) in het hoger onderwijs geëvalueerd. Door middel van een vragenlijst is de kwaliteit van de luisterervaringen van hbo-studenten zonder gehoorverlies vastgesteld. Daarnaast is de klasakoestiek gemeten in een representatieve set klaslokalen en is deze getoetst aan het referentiekader voor klasakoestiek. Vervolgens zijn de scores van DSH-studenten op taalvaardigheidstests en non-verbale intelligentie-subtests geëvalueerd en gerelateerd aan hun gehoorverlies. Tot slot werden hun perspectieven en ervaringen geanalyseerd in een kwalitatief onderzoek, om een meer diepgaand inzicht te krijgen in hoe DSH-studenten het reguliere hoger onderwijs ervaren.

De uitkomsten van het promotieonderzoek tonen aan dat de huidige akoestische omgeving in Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs niet optimaal is om tot leren te komen, ook niet voor studenten zonder gehoorverlies. De galm/ruis-verhouding en de hoeveelheid achtergrondgeluid overschrijden de referentiekaders. Eenmaal ingeschreven in een regulier hoger onderwijsprogramma, presteren DSH-studenten echter even goed op cognitieve- en talige tests als hun leeftijdsgenoten zonder gehoorverlies. De resultaten tonen daarnaast geen statistisch significante correlaties tussen de mate van gehoorverlies en de academische taalvaardigheid van de DSH-studenten. Deze uitkomsten impliceren dat academisch succes bij DSH-studenten slechts gedeeltelijk afhangt van receptieve taalvaardigheid. Sterke cognitieve vaardigheden kunnen de gemiste informatie in het auditieve signaal mogelijk compenseren en/of DSH-studenten hebben coping-mechanismen ontwikkeld die hen helpen.

Participeren, leren en integreren in het reguliere hoger onderwijs kan voor DSH-studenten gepaard gaan met flinke uitdagingen. De veelbelovende academische prestaties van DSH-studenten hebben gevolgen voor het sociale en emotionele welzijn van deze studenten. Uit de kwalitatieve studie blijkt dat het voor veel DSH-studenten met name de ervaren vermoeidheid, de niet ideale luistercontext en de gang van zaken rondom onderwijsaanpassingen zijn, die hen belemmeren. DSH-studenten zouden graag zien dat beschikbare ondersteunende diensten toegankelijk zijn voor DSH-studenten, zonder dat zij daar extra moeite voor moeten doen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan diensten geleverd door de medewerkers op afdelingen die studie-aanpassingen regelen, maar ook een schrijftolk of goed functionerende ringleiding.

Dit zijn belangrijke bevindingen, want de ervaringen van DSH-studenten die nu in het hoger onderwijs studeren zijn van belang om inzicht te krijgen in wat er al goed gaat en wat er beter kan. Op deze manier kan enerzijds het hoger onderwijs in de toekomst toegankelijk(er) worden gemaakt voor deze groep studenten en anderzijds kunnen studenten zo (nog beter) voorbereid en begeleid worden in deze fase van hun studieloopbaan.

Om het leren voor álle studenten in het hoger onderwijs te faciliteren, wordt op basis van de verworven inzichten in dit proefschrift aanbevolen om: i) de akoestische omgeving in het hoger onderwijs te verbeteren, ii) het gebruik van een microfoon door docenten te stimuleren en iii) omgevingslawaai in klaslokalen, skills labs en collegezalen te onderdrukken/vermijden.

Voor docenten in het basis- en voortgezet onderwijs wordt daarom aanbevolen om DSH-studenten uit te rusten met de juiste vaardigheden en coping-mechanismen, zodat zij goed voorbereid kunnen starten in het reguliere hoger onderwijs. Aan beleidsmakers in het hoger onderwijs en studentenondersteuners wordt aanbevolen om de kennis en vaardigheden van lesgevend en ondersteunend personeel over de inclusie van DSH-studenten in het regulier hoger onderwijs te verbeteren. Daarnaast zal het uitnodigen van DSH-studenten voor het co-creëren van beleid aangaande hun doelgroep waardevolle veranderingen voor de toekomst kunnen opleveren.