Op 4 februari 2022 heeft Sybren Spit zijn proefschrift succesvol verdedigd aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn promotieproject deed Sybren onderzoek naar de rol van bewustzijn en expliciete instructie bij het leren van een taal. Hij vertelt hier meer over zijn onderzoek.
Om een taal te leren moeten kinderen van alles kunnen: ze moeten de woorden herkennen in een stroom van spraakklanken en de betekenis van deze woorden leren. Vervolgens moeten ze leren dat bepaalde woorden tot dezelfde grammaticale categorie behoren, en dat er relaties zijn tussen al die grammaticale categorieën. In één taalleer-theorie wordt ervan uitgegaan dat mensen dit kunnen omdat ze een cognitieve capaciteit hebben die ze in staat stelt om de statistische regelmatigheden in taal te herkennen: ‘statistisch leren’. Vaak gaan onderzoekers ervan uit dat statistisch leren iets is dat impliciet gebeurt: kinderen zijn zich er niet bewust van dat ze aan het leren zijn, en ze weten ook niet wat ze uiteindelijk geleerd hebben. Omdat dit allemaal zo onbewust gebeurt, heeft het waarschijnlijk ook geen zin om jonge kinderen uitleg te geven. Die uitleg pikken ze waarschijnlijk toch niet op! In dit promotieonderzoek heb ik gekeken of dat klopt. Zijn kinderen zich écht niet bewust van de taalregels die ze leren? En heeft het inderdaad geen zin om ze uitleg te geven?
Om een antwoord op die vragen te geven, lieten we – ik heb het vaak over ‘we’, omdat ‘ik’ dit onderzoek natuurlijk niet in mijn eentje heb uitgevoerd (o.a. samen met Sible Andringa, Judith Rispens en Enoch Aboh) – kleuters als spelletje een kunsttaal leren. Tijdens het experiment zagen kinderen allerlei plaatjes en hoorden ze zinnetjes in de nieuwe taal die de plaatjes omschreven. In Tabel 1 zie je twee van zulke plaatjes, met de twee zinnetjes die daarbij horen. Op de plaatjes kun je, naast een personage, een aantal objecten of dieren zien, die in verschillende hoeveelheden voorkomen. Kinderen moesten leren dat wanneer pli in het zinnetje staat, er altijd meerdere objecten of dieren te zien zijn. Wanneer tra in het zinnetje staat, kan ieder aantal objecten of dieren te zien zijn. Kinderen kregen ongeveer 20 minuten de tijd om dit te leren, waarna we keken of ze deze regel onder de knie hadden. Ze hoorden dan weer een zinnetje in de taal en zagen twee plaatjes (zie Tabel 2). Ze moesten vervolgens kiezen welk plaatje bij het zinnetje hoort. Op het ene plaatje stond altijd één object, op het andere plaatje meerdere andere objecten. Als je de regel kent, is het voor zinnetjes met het woordje pli natuurlijk makkelijk om het goede antwoord te geven: het plaatje met meerdere objecten. Voor zinnetjes met het woord tra is dat veel moeilijker, want dan moet je hebben onthouden wat de rest van de zin betekende. In dit promotieonderzoek vonden we dat 50 kleuters in een heel korte tijd zo’n grammaticale regel statistisch konden leren: ze gaven vaker een goed antwoord als pli in het testzinnetje zat dan wanneer tra daarin zat.
![]() | ![]() |
De volgende vraag is of kinderen ook doorhebben dat ze die regel hebben geleerd. Waarschijnlijk kunnen ze dat niet in mooie volzinnen uitleggen, maar misschien kunnen we wel op een andere manier achterhalen of ze doorhebben dat er regelmatigheden zijn. Alleen: hoe weten we dat kinderen zich bewust zijn van de regels in hun taal, als ze (nog) niet in staat zijn om dat te vertellen en we dat dus niet aan ze kunnen vragen? Daar hebben we een nieuw experiment voor moeten bedenken. In dit experiment konden kinderen punten verdienen met hun antwoorden. Ze kregen twee punten voor een goed antwoord, maar geen punten als ze het fout deden. Ook konden ze passen en naar de volgende testzin gaan, dan kregen ze één punt. Als de kinderen doorhadden wat de regel was, dan zouden ze passen bij testzinnen die met kennis van de regel niet goed te beantwoorden waren, en zouden ze juist een keuze maken bij de makkelijke testzinnen. Hoe meer ze zich bewust waren van wat ze wisten, des te meer punten ze konden verdienen. In een vervolgexperiment leerden 70 kleuters de eerder besproken kunsttaal en gebruikten we na afloop dit beloningssysteem om te kijken of ze zich ook bewust waren van wat ze hadden geleerd over de meervoudsregel. De resultaten van dit experiment lijken er inderdaad op te wijzen dat de kleuters zich op een manier bewust zijn van de grammaticale regel die ze hebben geleerd, ook als ze dat niet goed kunnen verwoorden.
Voortbouwend op deze experimenten wilden we tot slot weten of bewustzijn ervoor zorgt dat ze zo’n regel dan ook sneller oppikken. Hiervoor lieten we opnieuw een groep kleuters de taal leren, maar nu werd die groep in tweeën gedeeld. De ene helft kreeg een korte uitleg van de regel en werd er op die manier bewust van gemaakt. De andere helft kreeg die uitleg niet. Hierna kregen de kinderen de mogelijkheid om de taal te leren en keken we of die uitleg een effect had gehad. Ditmaal testten we de kinderen op twee manieren. Ze kregen opnieuw zinnetjes te horen en moesten daarbij het juiste plaatje kiezen, maar we brachten ook hun oogbewegingen in kaart terwijl ze de zinnen hoorden. In het eerste experiment met 113 kleuters vonden we geen bewijs dat kinderen meer goede antwoorden gaven na de uitleg, maar ze keken wel iets sneller naar het goede plaatje. In het tweede experiment deden we daarom precies hetzelfde, maar nu werden de kinderen een dag later nog een keer getest. Daarbij luisterde een deel van de kinderen op die tweede dag opnieuw naar de zinnetjes en kregen ze zo extra taalaanbod. In dit geval testten we 103 kinderen. Opnieuw leverde het experiment geen bewijs dat kinderen die uitleg kregen meer goede antwoorden gaven op de test achteraf, ook niet een dag later, maar hun oogbewegingen leken wel weer beïnvloed door de uitleg. Ook zagen we dat kinderen die op de tweede dag extra taalaanbod kregen de regel iets beter kenden.
Het is al met al lastig om heel harde conclusies te trekken op basis van de experimenten die ik in mijn proefschrift beschrijf. Wat we vooral wilden laten zien is dat onderzoek naar de rol van bewustzijn wanneer kinderen taal leren, erg belangrijk is. Waarschijnlijk is het leren van een taal een complex dynamisch proces, waar statistisch leren, bewustzijn, en uitleg allemaal aan bijdragen. Omdat de precieze verhoudingen tussen al die factoren nog onduidelijk zijn, hoop ik de lezers van dit proefschrift ervan te overtuigen dat meer onderzoek hiernaar toch de moeite waard is.