Eind november ging er alarmerend nieuws rond: een kwart van de kinderen in Nederland heeft een taalachterstand en dat heeft alles te maken met hun telefoonverslaafde ouders (zie bijvoorbeeld metronieuws en Linda). De HEMA foundation had samen met Tilburg University een vragenlijstonderzoek gedaan onder 1000 ouders en de resultaten daarvan kundig in elkaar gepuzzeld met wat feiten en veel gevoel voor de tijdsgeest.
Uit de verschillende artikeltjes die erover verschenen valt op te maken dat het nogal een veelzijdige vragenlijst was: van “Spreek je in brabbeltaal tegen de baby?” (43% van de ouders doet het), naar “Besteed je tijd aan je telefoon die eigenlijk besteed had moeten worden aan het kind?” (80%) en “Wil je meer ‘oprechte’ tijd besteden aan je kind?” (59% wil het). Er werd in de nieuwsberichten direct van alles recht gezet: je moet reeds tijdens de zwangerschap beginnen met praten tegen het kind en wel in volledige zinnen en die telefoon, die moet dus weg. En voor iedereen die zich schuldig voelt: HEMA komt met een nieuw boekje om te lezen met je kind. Bij dit boekje hoort, ironisch genoeg, een gratis app.
De taalontwikkeling van gezonde jonge kinderen verloopt aan de ene kant heel erg hetzelfde (ze leren allemaal praten) en kent aan de andere kant talloze variaties (ze zijn vlot, traag, praten graag of zijn verlegen, enzovoorts). Hoe ouders en kinderen met elkaar praten en welke invloed dat heeft op de taalontwikkeling houdt de wetenschap al decennialang bezig. We weten bijvoorbeeld dat pasgeboren baby’s de stem van hun moeder herkennen; dat brabbeltaal de taalverwerving vergemakkelijkt omdat bepaalde klanken worden overdreven, dat kinderen van rijke ouders met een grotere woordenschat naar de basisschool gaan en dat in huizen waar de tv de hele dag aan staat, minder met kleine kinderen wordt gepraat. Dat laatste is waarschijnlijk niet gunstig voor de taalontwikkeling: kinderen leren nieuwe woorden beter en sneller van een ander mens dan van een televisieprogramma.
De term taalachterstand wordt doorgaans gebruikt om een kind te beschrijven dat talig niet leeftijdsadequaat presteert omdat het te weinig is blootgesteld aan die taal. Denk bijvoorbeeld aan kinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands. Zodra deze kinderen naar de basisschool gaan hebben zij waarschijnlijk slechtere Nederlandse taalvaardigheden dan hun klasgenootjes. Als er voldoende Nederlands taalaanbod is, wordt zo’n blootstellingsachterstand ook weer ingelopen.
De HEMA Foundation en Tilburg University waarschuwen nu dus voor een taalachterstand onder kinderen wier ouders de ganse dag op hun telefoon doorbrengen. Het lijkt heel aannemelijk; met een telefoon in je hand ben je fysiek weliswaar aanwezig, maar mentaal vertrokken. Er is echter nog geen enkele wetenschappelijke consensus over de nadelige gevolgen van telefoongebruik op taalontwikkeling. Bovendien vrees ik dat deze campagne vooral de groep van zelfbewuste, welvarende, Nederlandstalige ouders bereikt. Hun kinderen hebben doorgaans de wind al mee.
Het overkoepelende doel van de HEMA foundation is bijdragen aan een inclusieve maatschappij. Ik heb in dat kader een leuk idee voor ze, gebaseerd op de enige goede tip die ik las op hun website en, niet te vergeten, de huidige stand van de wetenschap. Ouders die een andere taal beter spreken dan het Nederlands, doen er goed aan om hun kind in die taal op te voeden. Dit is nog altijd een taboe, zeker voor families met een thuistaal die in de Nederlandse maatschappij een lage status heeft, zoals het Arabisch, Turks, Berbers of Pools. Zonde, want kinderen die een goede basis hebben in de ene taal, leren vervolgens beter en sneller Nederlands. De HEMA, winkel van iedereen, zou een selectie betaalbare voorleesboeken uit kunnen brengen in de meest gesproken talen in Nederland. Zo worden kinderen die daadwerkelijk risico lopen op een taalachterstand ondersteund in hun ontwikkeling. En laat die bijbehorende app maar zitten.