Sinds 2014 bestaat er in Nederland passend onderwijs. Passend onderwijs houdt in dat alle leerlingen onderwijs moeten kunnen krijgen, passend bij hun eigen “onderwijsbehoefte”. Dove kinderen kunnen bijvoorbeeld de onderwijsbehoefte hebben dat hun leerkracht gebarentaal beheerst, en kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) kunnen behoefte hebben aan extra visuele ondersteuning en individuele instructies. Scholen hebben de plicht om kinderen de extra ondersteuning te bieden die zij nodig hebben. Als hier binnen de eigen school niet genoeg voorzieningen voor zijn, dan moet bekeken worden op welke school in het samenwerkingsverband deze ondersteuning wel geboden kan worden. In het regulier onderwijs kan het kind of de leerkracht ondersteuning krijgen van een deskundige die op school komt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat het kind naar speciaal onderwijs gaat, waar alles is ingericht op kinderen met een bepaalde onderwijsbehoefte. Dat kunnen bijvoorbeeld blinde kinderen zijn of dove/slechthorende kinderen of kinderen met een TOS.
Passend onderwijs heeft ervoor gezorgd dat kinderen met een beperking of ziekte beter onderwijs kunnen krijgen en zo beter kunnen meedoen in het onderwijs. Echter lijkt het passend onderwijs niet zo passend als gehoopt werd en is er ook een keerzijde. Kinderen op het speciaal onderwijs profiteren van de kleine klassen, gespecialiseerde leerkrachten en het aanbod op maat. Ze komen op school alleen niet in contact met kinderen zonder een beperking, en bouwen geen band op met kinderen in de buurt die allemaal naar de school om de hoek gaan. Dit kan zorgen voor sociaal-emotionele problemen en kan ertoe leiden dat kinderen zich minder een onderdeel voelen van de maatschappij. Het wordt daarnaast steeds moeilijker om terecht te kunnen op het speciaal onderwijs. Steeds meer kinderen met een extra onderwijsbehoefte gaan daarom naar het regulier onderwijs. Het gevolg is dat een leerkracht op het regulier onderwijs toegerust moet zijn om begeleiding te geven aan kinderen met TOS, doof/slechthorendheid, ADHD, autisme en ga zo maar door. In een klas van 30 kinderen moet de leerkracht zorgen dat de lesstof wordt overgebracht, terwijl een aanzienlijk deel van de kinderen extra individuele begeleiding nodig heeft. De tijd en ruimte hiervoor ontbreken.
Passend onderwijs gaat uit van wat een “gemiddeld kind” nodig heeft in het onderwijs. Het kijkt welke onderwijsbehoefte een kind heeft ten opzichte van dat gemiddelde en zet de extra middelen in om aan die behoefte te voldoen. Een andere vorm van onderwijs is inclusief onderwijs. Inclusief onderwijs gaat uit van het individuele kind. Het zorgt dat elke school middelen inzet om aan de onderwijsbehoefte van alle kinderen te voorzien. Alle kinderen kunnen daardoor terecht op elke school. In andere landen, zoals Italië en de Verenigde staten, bestaat inclusief onderwijs al vele jaren. De laatste jaren staat inclusief onderwijs ook steeds hoger op de politieke agenda in Nederland. Afgelopen maart verscheen het rapport Werkagenda: route naar inclusief onderwijs 2035. In dit rapport staan de ambities voor inclusief onderwijs in Nederland en de acties en maatregelen die nodig zijn om deze te bereiken. Denk aan het toerusten van leerkrachten, samenwerking met zorginstellingen en toegankelijke huisvesting. Het is nog een lange route die bewandeld moet worden, maar de eindbestemming lijkt me mooi.