Auteur: Ulrika Klomp
Promovenda & Gebarentaaldocent (Handzaam Gebarentaal)
Photo (header) by Nicole Honeywill on Unsplash
Er zijn slechts weinig dingen die voor alle gebarentalen gelden, maar één ding is zeker: er bestaan veel misverstanden over de talen die dove mensen met hun handen spreken. Hieronder worden er drie besproken.
Misverstand 1: Gebarentaal is internationaal.
Nee. Per land, of eigenlijk per dovengemeenschap, is de gebarentaal anders. Nu denk je misschien: “Wat onhandig!”, maar dat geldt net zo goed voor gesproken taal. Elke taal, en dus ook elke gebarentaal, vormt zich op een natuurlijke manier. Dat wil zeggen dat taal ontstaat zodra mensen samenkomen en willen communiceren. Overal zijn dove mensen, en overal waar die een gemeenschap vormen, zijn gebarentalen opgekomen. En elke gebarentaal heeft vervolgens een eigen vocabulaire en grammatica ontwikkeld.
Op het moment wordt er geschat dat er zo’n 142 (levende) gebarentalen zijn op de wereld. Gebruikers van de ene gebarentaal kunnen gebruikers van een andere gebarentaal niet zomaar begrijpen – dat laat zien dat we te maken hebben met verschillende talen. Aan de andere kant zijn er ook gebaren die direct door iedereen begrepen worden, ook door mensen die geen gebarentaal kennen. Dat heeft onder andere te maken met het uitbeeldende aspect van gebarentaal. Handen kunnen veel beter de werkelijkheid nabootsen dan klanken. Je kan daardoor soms wel een gebaar uit een vreemde gebarentaal begrijpen, maar niet zomaar woorden uit een vreemde gesproken taal verstaan.
Misverstand 2: In gebarentaal kan je niet alles zeggen.
Je kan alles zeggen! Of, eigenlijk, gebaren. Omdat elke gebarentaal natuurlijk ontstaan is, heeft het alle mogelijkheden die gesproken talen ook hebben. In de Nederlandse Gebarentaal zijn bijvoorbeeld zat gebaren om te praten over het dagelijks leven, maar ook over de politiek, religie of kunst.
Behalve een vocabulaire heeft een gebarentaal natuurlijk ook grammatica. Door grammatica wordt de taal gestructureerd, kan je je ideeën op een bepaalde manier overbrengen en kunnen “luisteraars” deze interpreteren. Hoewel nog maar weinig gebarentaalgrammatica’s echt uitgebreid beschreven zijn, heeft onderzoek al vroeg vastgesteld dat de taalsystemen complex genoeg zijn om alles over te kunnen brengen.
Misverstand 3: Nederlandse Gebarentaal is een vertaling van het Nederlands.
Ieder land heeft z’n eigen gebarentaal en je kan er alles in zeggen. So far, so good. Maar is het dan dus een vertaling van het Nederlands? Nee. Doordat de Nederlandse gebarentaal onafhankelijk van het gesproken Nederlands is gevormd, binnen de Nederlandse dovengemeenschap, is het geen vertaling ervan. De Nederlandse Gebarentaal heeft een eigen woordenschat, eigen taalgrapjes en eigen grammatica, met andere regels dan in het Nederlands. Zo zijn er bijvoorbeeld geen lidwoorden in de Nederlandse Gebarentaal, en kan je de gebaren in een andere volgorde zetten dan de woorden in het Nederlands.
Er zijn echter wel invloeden van het gesproken Nederlands op de gebarentaal, zoals dat altijd gebeurt wanneer talen met elkaar in contact komen – en op de plekken waar een gebarentaal gebruikt wordt, bestaat altijd ook minstens één gesproken taal. Dat taalcontact uit zich bijvoorbeeld in mondbewegingen die tegelijkertijd met een gebaar worden gearticuleerd en die op gesproken woorden lijken. Voor de Nederlandse Gebarentaal is hier uitgebreid onderzoek naar gedaan en het blijkt veelvuldig voor te komen bij Nederlandse doven. Desondanks zijn mondbewegingen, naast bijvoorbeeld ook mimiek en lichaamshouding, slechts één onderdeel van de gebarentaal.