Mieke de Jonge

Mieke de Jonge

Logopedist en hogeschooldocent

Mieke de Jonge werkt als logopedist in het Diakonessenhuis in Utrecht en als hogeschooldocent logopedie bij Windesheim in Zwolle. Voor dit WAP-bulletin brengt ze verslag uit van haar werkweek.

Maandag 25 november
Vandaag werk ik in het Diakonessenhuis als logopedist. Ik start om 08.00 uur met een kop thee en neem mijn mailbox door. Ik zie dat ik een reactie heb van de neuroloog op een verslag dat ik vorige week heb gestuurd. De neuroloog had mij poliklinisch in consult gevraagd bij een meneer met verdenking op Primair Progressieve Afasie. Ik heb deze patiënt gezien en verschillende taalonderzoeken bij hem afgenomen. Ik heb onder andere de ASTA (spontane taalanalyse) afgenomen. De neuroloog koppelt in de mail terug dat er nog liquoronderzoek en een neuropsychologisch onderzoek zullen plaatsvinden, zodat er een definitieve diagnose kan volgen. Het logopedisch beeld is één van de puzzelstukjes bij de diagnose die gaat komen.

Mijn collega’s en ik maken een verdeling van de verschillende afdelingen, zoals de longafdeling, interne geneeskunde, neurologie, de kinderafdeling en IC.
Ik bel naar de IC om een afspraak te maken met verpleegkundigen. De patiënten van de IC die een canule hebben, worden altijd in samenwerking met de verpleegkundige bezocht. De verpleegkundige voert het uitzuigen en het legen van de cuff uit. Ik kijk mee of er voorwaarden zijn om de slikfunctie te kunnen beoordelen en ik kijk naar mogelijkheden voor communicatie.
De neuroloog en intensivist hebben vorige week over één van mijn patiënten, een meneer van rond de 40 jaar, in het MDO aangegeven dat zijn hersteltraject nog maanden kan duren. De patiënt heeft een laag bewustzijn, slikt op reflexmatige basis, heeft een zeer lage slikfrequentie (tijdens/na uitzuigen), inadequate hoestreactie en maakt geen geluid met het spreekklepje op. Tijdens mijn bezoek van vandaag lijkt meneer echter wat alerter te zijn. Tijdens het uitzuigen moet hij krachtig hoesten en observeer ik meerdere slikacts. Hij kijkt mij recht in de ogen aan en hij volgt mij. Met het spreekklepje op krijg ik helaas geen verbale reactie. Meneer heeft een andere moedertaal dan het Nederlands. Gelukkig is er vandaag een IC-verpleegkundige aanwezig die zijn moedertaal spreekt. Ineens zegt hij tegen haar met een helder stemgeluid ‘hallo’. Hij start met praten. Het is niet goed verstaanbaar en het lijkt niet adequaat, maar de twee verpleegkundigen en ik zijn hier erg blij mee. Na 15 minuten zakt meneer weer weg. Er lijkt in ieder geval vandaag een kleine vooruitgang te zijn. De rest van de ochtend en de middag zie ik patiënten op de andere afdelingen.

Dinsdag 26 november
Het Diakonessenhuis heeft meerdere locaties. Eén collega start vandaag in Zeist op de afdeling Geriatrie en een andere collega en ik starten in Utrecht. Een mevrouw op de afdeling Interne is rond de 90 jaar en heeft door een infectie erg veel last van sufheid. Hierdoor verloopt het eten en drinken moeizaam. Haar kleindochter is aanwezig. Mevrouw is zeer slechthorend en we moeten hard tegen haar praten. Ze reageert wel verbaal, maar steeds met haar ogen dicht. Mevrouw heeft momenteel een koud en warm dikvloeibaar dieet om verslikking te voorkomen. Haar kleindochter geeft haar wat happen op de lepel en stimuleert haar om bij iedere hap te slikken. Zij doet dit met veel geduld en ik merk dat zij erg gesteld is op haar grootmoeder. Ik sta op het punt om weg te gaan, maar mevrouw pakt mijn hand, opent haar ogen en bedankt mij voor mijn komst.
Hierna zie ik de meneer waar ik gisteren over schreef. Drie familieleden zijn nu aanwezig. Samen met de familie proberen we meneer te stimuleren. Er is helaas geen ingang voor logopedische begeleiding. Meneer heeft vandaag een minder goede dag.
Eind van de ochtend en begin van de middag ga ik naar de neurologieafdeling om patiënten te zien. Na ieder consult typ ik mijn bevindingen in het EPD zodat alle disciplines op de hoogte zijn. Aan het einde van mijn werkdag typ ik nog wat overdrachten van patiënten die het ziekenhuis verlaten. Zo ook van een patiënt van de neurologieafdeling die naar het revalidatiecentrum gaat. Hij heeft een ernstige orofaryngeale dysfagie, globale afasie, buccofaciale apraxie en waarschijnlijk spraakapraxie. Meneer is sinds een week opgenomen. Hij heeft veel zoekgedrag in zijn handelingen, ook in de mond. De ergotherapeut en ik hebben vorige week nog samen onderzoek uitgevoerd. Via alle taalingangen hebben we geprobeerd taalproductie uit te lokken. Meneer lijkt een voorkeur te hebben voor rechts, wat het afnemen van gedegen onderzoek lastig maakt. De Screeling heb ik niet kunnen afnemen, omdat meneer alleen maar nee met zijn hoofd schudt en niks aanwijst. Op gesloten vragen antwoordt meneer wisselend correct met ja/nee. Keuze uit twee afbeeldingen gaat voor 50% goed. Taalautomatismen, zoals tellen en dagen van de week, gaat de eerste drie woorden goed en daarna zijn er neologismen hoorbaar. Bij het schrijven persevereert meneer in letters. En toch oogt meneer zeer communicatief door de mimiek die hij gebruikt. Via een communicatieschrift houden alle disciplines familie op de hoogte. Sinds gisteren is er gestart met dikvloeibaar dieet op oefenbasis. Er lijkt dus wel vooruitgang te zijn, maar deze meneer heeft nog een lang revalidatietraject te gaan. Na het schrijven van de overdrachten ga ik naar huis.

Woensdag 27 november
Vandaag heb ik mijn werkdag als docent in Zwolle. Ik start mijn dag met een werkcollege afasie aan eerstejaars studenten. De groep bestaat uit zo’n 30 studenten. Ter voorbereiding hebben ze zich verdiept in verschillende linguïstische modellen, waaronder het taal- en spraakproductiemodel van Levelt en het Ellis & Young model. Ze gaan eerst in groepjes van 3 aan elkaar de modellen uitleggen en aan de hand van beschreven situaties bedenken hoe de routes precies verlopen in de modellen. Een voorbeeld: een plaatje benoemen. Hoe verloopt die route in het Ellis & Young model?
Ik loop langs de studenten om het proces in de gaten te houden. Studenten stellen mij veel vragen, zoals: “Wat houdt frequentie-effect in het fonologisch output lexicon in (Ellis & Young)?”, “waar is de route van versprekingen in het Ellis & Young model?”, “wat is precies het verschil tussen het lemma van het lexicon en de fonologische codering in de formulator (model van Levelt)?” Het is hierbij belangrijk om als docent niet meteen te antwoorden, maar manieren te vinden waarop studenten zelf op het antwoord komen. De volgende opdracht is het lezen van overdrachtsverslagen van twee gefingeerde patiënten. Daarbij hebben ze ook twee ingevulde Screelings tot hun beschikking. Aan de hand hiervan moeten ze een diagnose schrijven. Ze gebruiken hierbij een format als patiëntendossier, volgens de NVLF richtlijn verslaglegging. Al snel hebben de studenten door dat de ene casus over een afasie van Broca gaat en de andere over een afasie van Wernicke gaat. De casuïstiek die wordt gebruikt, komt regelrecht uit de praktijk.
De volgende les die ik geef is een hoorcollege neurologie. Er zitten zo’n 60 eerstejaars studenten in de zaal. Ik vertel over het perifeer zenuwstelsel, de bloedvoorziening in het brein en de etiologie van het zenuwstelsel. Studenten vinden de stof lastig, met name door alle Latijnse terminologie. Ik probeer ezelsbruggetjes te maken, de logica achter de terminologie te verwoorden en veel te herhalen. Ook probeer ik het te koppelen aan wat ik tegenkom in het ziekenhuis als logopedist. Tijdens de hoorcolleges bespreek ik ook antwoorden op de opdrachten die studenten hebben voorbereid. Het is een interactieve les.
Ik heb hierna een overleg met een collega. We stemmen de beoordeling van een bepaalde toets met elkaar af. Als laatst heb ik ook een soort inloopspreekuur voor studenten. Zij kunnen hier gebruik van maken als er (inhoudelijke) vragen zijn. Dit keer komt er een vierdejaars student voor haar afstudeeronderzoek. Ook zijn er twee derdejaars studenten die hulp nodig hebben bij het formuleren van een PICO vraag voor hun literatuuronderzoek. Welke zoektermen zijn daarbij passend? En welke artikelen kunnen nu antwoord geven op de betreffende PICO vraag?

Donderdag 28 november
Vandaag heb ik een teamdag. Er staan vergaderingen op de agenda, maar ook workshops. Een constructief dagje, waarbij alle teamleden hun visie over onderwijs kunnen delen.

Vrijdag 29 november
Vandaag ontwikkel ik het onderwijs voor jaar 4, wat zich richt op praktisch innoveren. Ik ben samen met een collega een rubric aan het maken voor het beoordelen van het eindverslag van studenten voor praktisch innoveren. Dit is precisiewerk, waarbij formulering en de formules/berekeningen erg belangrijk zijn. Nadat ik klaar ben zullen er ook nog een onderwijskundige en twee toetsexperts naar kijken. Ik heb ook een aantal studentbegeleidersgesprekken en ik word door een aantal tweedejaarsstudenten geïnterviewd over medical taping. Zij willen weten wat de ervaringen van logopedisten hiervan zijn en of het zinvol is om workshops/lessen te organiseren hierover op de opleiding.

Referenties van tests en modellen:

Boxum, E., Van der Scheer, F. & Zwaga, M. (2013). ASTA: Analyse voor Spontane Taal bij Afasie.  Opgehaald op 18-12-2019 van https://klinischelinguistiek.nl/uploads/201307asta4eversie.pdf

Ellis, A.W., & Young, A.W. (1988). Human Cognitive Neuropsyhcology. Hove, East Sussex: Lawrence        Erlbaum Associates.

Levelt, W. (1989). Speaking: From intention to articulation. Cambridge: The MIT Press.

Visch-Brink, E. Van de Sandt-Koenderman, M. & El Hachioui, H. (2010). ScreeLing. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.