veel input van hoge kwaliteitOp 10 november vond in Utrecht de derde editie van de TOK-dag plaats: een dag over de Taalontwikkeling van Kinderen in al haar facetten. Onderzoekers en professionals uit Nederland en Vlaanderen kwamen samen om ervaringen uit te wisselen en inspiratie op te doen. Het programma bestond uit lezingen, posterpresentaties, flashtalks van promovendi en een speeddatesessie. Anne-Mieke en Linda waren aanwezig en doen verslag van hun hoogtepunten.
De hoogtepunten van Anne-Mieke
‘Leescrisis’ door leesstrategieonderwijs?
Als je het nieuws volgt, lijkt er sprake van een ‘leescrisis’. Volgens onderzoek, zoals het onlangs verschenen PISA-2022-onderzoek, gaat de leesvaardigheid en het leesplezier van kinderen in Nederland achteruit. Sommigen geven de schuld aan het vak begrijpend lezen, en dan specifiek leesstrategieonderwijs. Om die reden vond ik de lezing van Jacqueline Evers-Vermeul (Universiteit Utrecht) over leesstrategieonderwijs zo interessant. Zij legde uit dat leesstrategieonderwijs niet negatief hoeft te zijn. Uit een meta-analyse (Okkinga et al. 2018) weten we dat het onderwijzen van leesstrategieën nut heeft, maar alleen als er een duidelijk doel achter zit. Onderwijs over signaalwoorden kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat je na gaat denken over de samenhang in een tekst. Kinderen beginnen deze signaalwoorden te leren vanaf ongeveer 2.5 jaar, en bouwen ze over de jaren heen op in complexiteit. Onderzoek met kinderen, vmbo’ers, havisten en vwo’ers laat zien dat dit soort talige markeerders cruciaal zijn voor tekstbegrip en dat deze het leesproces vergemakkelijken. De conclusie van Jacqueline Evers-Vermeul was duidelijk: leesstrategieonderwijs is goed, maar moet ingezet worden als middel, niet als doel.
Ideeën en vragen van ouders over meertalige opvoeding
Meertaligheid komt veel voor in gezinnen, en de keuzes die ouders thuis maken zijn belangrijk voor de taalontwikkeling van het kind. Hierom, en omdat ik zelf ook onderzoek doe naar meertaligheid, keek ik erg uit naar de lezing van Ily Hollebeke (Vrije Universiteit Brussel). Zij vertelde over haar onderzoek naar meertalige gezinnen in Vlaanderen. In het Pro-M-project werden 776 gezinnen ondervraagd, die in totaal meer dan 100 thuistalen spraken. In 66% van de gevallen werd thuis ook Nederlands gesproken. Uit het onderzoek kwam naar voren dat meertaligheid en de taalkeuzes daaromheen heel erg leven onder ouders, en dat ouders vragen en zorgen hebben. Ze hebben behoefte aan aangepaste adviezen voor hun eigen situatie. Een grote meerderheid van de ouders was van mening dat je moet zorgen dat je kind zoveel mogelijk Nederlands hoort (81%). Ouders gaven vaak aan dat ze dit advies hadden gekregen van professionals in de kinderopvang of bij consultatiebureaus.. Volgens een ruime meerderheid van de ouders kun je thuis het best de taal spreken die je het best spreekt (84%). In totaal dacht minder dan de helft van de ouders dat meertaligen het beter doen op school dan eentaligen (45%), makkelijker vrienden maken (47%), een betere familieband hebben (27%) en meer zelfvertrouwen hebben (34%). Na 18 maanden werd het onderzoek herhaald, en spraken ouders iets meer Nederlands met hun kinderen en hadden ze een iets positievere houding ten opzichte van meertaligheid. Al met al speelt het Nederlands een belangrijke rol voor ouders die hun kind meertalig opvoeden. Ily Hollebeke concludeerde dat ouders misschien meer het belang van de thuistaal mogen gaan inzien en hoe je die kunt stimuleren. Ouders kunnen thuis het best de taal spreken waar ze zich het makkelijkst in kunnen uitdrukken. Hierdoor kunnen ze veel input van hoge kwaliteit geven, en kunnen ze veel spreekkansen voor en interacties met hun kind creëren.
De hoogtepunten van Linda
De samenhang tussen taal en motoriek
In mijn werk als logopedist valt op dat peuters met een vermoeden van een taalontwikkelingsstoornis (TOS) ook regelmatig problemen hebben met de motoriek. Daarom was ik extra geïnteresseerd in de lezing van Margreet Luinge (Hanzehogeschool Groningen). Margreet onderzoekt met haar team welke motorische problemen kinderen met TOS hebben, en welke taalproblemen kinderen met de motorische ontwikkelingsstoornis Developmental Coordination Disorder (DCD) hebben. Bij het ondervragen van taalexperts en bewegingsexperts vonden de onderzoekers inderdaad dat er overlap in symptomen was. Taalexperts (zoals logopedisten en linguïsten; n=220) zagen bij meer dan 50% van de kinderen met TOS onhandigheid, een slechte grove motoriek en/of een slechte fijne motoriek. Bewegingsexperts (zoals fysiotherapeuten en ergotherapeuten; n=118) zagen bij meer dan 25% van de kinderen met DCD problemen in taalbegrip, articulatie en/of spraak. In een systematische review vonden de onderzoekers (voorlopige resultaten, n = 67) dat zowel de grove als de fijne motoriek aangedaan is bij kinderen met TOS. Ook behalen ze motorische mijlpalen vaak later.
Vroege signalering en behandeling van taalproblemen verkleint problemen op latere leeftijd. Het is echter lastig om op jonge leeftijd een onderscheid te maken tussen een tijdelijke taalachterstand en een TOS. Als motorische problemen een aanwijzing zijn voor TOS, kan de diagnose mogelijk sneller gesteld worden en krijgt een kind sneller de begeleiding die het nodig heeft. En krijgt een kind sneller de begeleiding die het nodig heeft. Ik kijk uit naar de verdere resultaten.
Speeddates
Toen ik het onderdeel speeddates op het programma zag staan, kreeg ik het daar meteen warm van. Niet omdat het me terugbracht naar speeddate-ervaringen in het verleden, maar omdat het me ongemakkelijk leek om gedwongen één-op-één met iemand over een bepaald thema te praten. Moest ik dan allemaal slimme dingen gaan vertellen? Of moesten we dan samen tot wereldveranderende inzichten komen? Achteraf vond ik het één van de meest inspirerende onderdelen van de dag.
In aparte ruimtes kon je samen praten over de thema’s Meertaligheid, TOS, Vroege taalontwikkeling en Taal en cognitie. Geïnteresseerden voor een thema kwamen tegenover elkaar te zitten. Elke vijf minuten schoof je door en zat er een andere collega voor je. Op deze manier maakte je kort kennis met verschillende mensen met vergelijkbare interesses. Je vertelde gewoon aan elkaar waar je mee bezig was in je werk. Een alternatieve vorm voor netwerken, die fijn is als je niet zo makkelijk op nieuwe mensen afstapt tijdens de pauzes. Ook heb ik collega’s die ik al kende op een andere manier leren kennen. Telkens vond ik het jammer als de tijd voorbij was: best een contrast met eerdere speeddates.
Flashtalks promovendi
Tijdens de flashtalks kregen verschillende promovendi de gelegenheid om een vliegensvlug overzicht te geven van hun onderzoek. Een onderzoek dat ik er graag uit wil lichten is dat van Kim Vos van de Rijksuniversiteit Groningen. Kim werkt met collega’s samen aan een nieuwe test voor het begrijpen en gebruiken van werkwoorden en zinnen. Het is bedoeld voor kinderen van 4 tot 12 jaar. De meeste kinderen met TOS hebben moeite met werkwoorden en zinnen. Behandeling op dit gebied heeft vaak weinig effect. Met de nieuwe taken kun je specifieker bekijken waar een kind moeite mee heeft. Gaat het bijvoorbeeld met name om het begrijpen van abstracten werkwoorden, of juist om het gebruiken van ditransitieve werkwoorden (werkwoorden die een lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp kunnen hebben, zoals geven en vragen)? De logopedist kan de behandeling daarop toespitsen, met hopelijk een beter resultaat voor het kind. Mogelijk een mooie toevoeging aan de huidige taaltesten dus.
Het was voor ons beiden een inspirerende dag. Op naar de volgende TOK-dag, in Groningen!