De Society for Research in Child Development (SRCD) komt elke twee jaar bijeen voor een congres. Het WAP was er dit jaar bij. Van 23 tot 25 maart stond het Salt Palace Convention Center in Salt Lake City in het thema van de ontwikkeling van kinderen. Taalontwikkeling en meertaligheid kwamen uitgebreid aan bod. WAP-redactielid Anne-Mieke neemt jullie mee in haar hoogtepunten van dit grote congres.

Toen ik voor het eerst naar het programma keek was ik overweldigd: voor drie dagen stonden er honderden sessies en meer dan duizend posters gepland. Dit was voor mij de eerste keer op zo’n grote conferentie. Er was een divers palet aan onderwerpen: van taalontwikkeling tot morele ontwikkeling en van baby’s tot jongvolwassenen. Ik was zelf vooral geïnteresseerd in taal en meertaligheid, en specifiek meertaligheid en sociale interacties bij jonge kinderen op de kinderopvang, waar ik zelf ook een poster over presenteerde. Ik vertel jullie over een aantal interessante sessies over taal en meertaligheid waar ik bij aanwezig was.

Taalattitudes van basisschoolkinderen
Op de eerste dag woonde ik een sessie bij over de taalattitudes van kinderen door Tracie Pospisil, Radhika Santhanagopalan en Maria Arredondo. Uit hun presentaties bleek dat Canadese, Amerikaanse en Mexicaanse kinderen in de basisschoolleeftijd verschillende talen en dialecten uit elkaar kunnen houden, maar niet elke taal of dialect hetzelfde waarderen.  Kinderen vonden eentalige sprekers van het Engels bijvoorbeeld betere leiders dan meertalige sprekers. Franse sprekers waren competenter dan Spaanse sprekers, maar minder aardig, volgens de kinderen. Kinderen werden liever vrienden met kinderen die hetzelfde dialect spraken, maar alleen als die kinderen ook hetzelfde gender en dezelfde etniciteit hadden.

Rondetafelgesprek over Hart en Risley (1995)
In de middag was er een rondetafelgesprek over onderzoek naar de taalomgeving van jonge kinderen. Dina Castro, Nicole Gardner-Neblett, Dale Walker en Virginia Charlotte Salo zaten samen aan tafel om het te hebben over het verleden, heden en toekomst van taalinterventies bij jonge kinderen. Hart en Risley lieten in 1995 al zien dat kinderen in gezinnen van lagere socio-economische status aan miljoenen minder woorden blootgesteld worden dan kinderen in gezinnen van hogere socio-economische status. Er was tijdens het rondetafelgesprek een oproep om meer waardering uit te spreken voor de diversiteit aan thuissituaties en kinderen. Alleen naar woorden kijken geeft bijvoorbeeld een eenzijdig beeld: een kind kent misschien minder woorden, maar heeft wel betere vertelvaardigheden in de taal dan zijn leeftijdsgenoten. De vraag is: wat willen we dat kinderen leren, wat vinden we dat ze moeten kunnen en zou dat niet ook af moeten hangen van de situatie en het specifieke kind? Wat mij betreft een heel interessante en relevante discussie.

Uitkomsten van voorschoolse programma’s
Op de tweede dag van het congres begon ik in de ochtend met een sessie over de effecten van voorschoolse programma’s, die peuters en kleuters kunnen volgen om achterstanden tegen te gaan. Chantelle Dowsett, Arya Ansari, Meghan McCormick en Sara Amadon gaven presentaties over hun onderzoek naar voorschoolse programma’s (pre-K) in de Verenigde Staten. Voorschoolse programma’s zorgen voor een vooruitgang in taal-, schoolse, cognitieve en sociale vaardigheden, in het bijzonder voor meertalige kinderen die thuis opgroeien met een andere taal. De voorsprong van kinderen die een voorschools programma hadden gevolgd werd kleiner vanaf het begin van de basisschool; in de meeste gevallen was er uiteindelijk geen significant verschil meer tussen kinderen die wel en niet een voorschools programma hadden gevolgd. In sommige gevallen wel: een van de studies vond zelfs hogere slagingspercentages van de middelbare school!

Professionalisering op het gebied van meertaligheid
Aansluitend volgde ik een sessie over professionalisering van pedagogisch medewerkers op het gebied van meertaligheid. Ciatlin Coe, Alex Figueras-Daniel, Angie Zapata, Adrianna Gonzalez en Mary Adu-Gyamfi presenteerden de uitkomsten van hun onderzoek. Er bleek veel behoefte bij pedagogisch medewerkers aan materialen om meertaligheid en geletterdheid in meerdere talen te stimuleren en aan manieren om ouderbetrokkenheid te bevorderen. Dit is iets wat ik ook terug hoor van pedagogisch medewerker in mijn eigen onderzoek.

Meertaligheid en sociale interacties op de kinderopvang
Op de derde dag van het congres presenteerde ik een poster over mijn eigen onderzoek. Ik heb voor mijn promotieonderzoek een vragenlijst en interviews afgenomen bij pedagogisch medewerkers. Ik wilde weten wat hun ervaringen waren met de sociale interacties van meertalige kinderen met hun leeftijdsgenootjes op de opvang. Sommige medewerkers hadden het idee dat taalverschillen sociale interacties in de weg kunnen staan, maar andere medewerkers ervaarden dit niet. Een inclusieve omgeving waarin thuistalen ook welkom zijn zou het makkelijker kunnen maken voor meertalige kinderen om hun draai te vinden. We hebben in Project MIND (Meertaligheid in Dagopvang) in samenwerking met logopedist Marga van Mil en pedagogisch medewerkers tips verzameld om meertalige kinderen zo goed mogelijk te ondersteunen op de kinderopvang: Toolbox Meertaligheid in de Kinderopvang.

Het was heel erg leuk om mijn poster te presenteren en ervaringen te horen van onderzoekers in andere landen en contexten. Zo verbaasden Amerikaanse collega’s zich er bijvoorbeeld over dat er in Nederland nog geen tweetalige kinderopvang is met thuistalen zoals het Turks of Arabisch. Dat is inderdaad gek, want we weten uit onderzoek dat dat heel veel voordelen heeft. In Nederland zijn daar vooralsnog geen plannen voor: alleen tweetalige opvang met het Engels, Frans en Duits wordt binnenkort mogelijk. De kruisbestuiving was een van de leukste dingen aan dit congres: horen waar collega’s aan de andere kant van de oceaan mee bezig zijn. Al met al was het een ontzettend diverse en interessante conferentie!