Afgelopen december promoveerde Ans Kilkens op het onderzoek: De ontwikkeling en evaluatie van het Communicatie Assessment & Interventie Systeem (CAIS) voor het aanleren van (proto-)imperatief gedrag aan kinderen met complexe ontwikkelingsproblemen. Ans studeerde in 2002 af aan de opleiding Logopedie in Heerlen, waarna ze begon aan de studie Spraak- en Taalpathologie in Nijmegen. Haar promotieonderzoek is uitgevoerd binnen het Ontwikkelcentrum voor Spraak- en Taaltechnologie (OSTT) van de Sint Maartenskliniek te Nijmegen, in samenwerking met het Centre for Language Studies (CLS) van de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit. Ans is momenteel werkzaam als logopedist in de Kinderrevalidatie bij de Sint Maartenskliniek en verzorgt gastcolleges en presentaties over vroege communicatieontwikkeling en –stimulering bij kinderen met complexe ontwikkelingsproblemen.
De titel van je proefschrift is een hele mond vol. Kun je deze per onderdeel uitleggen?
De ontwikkeling en evaluatie van
“Mijn promotieonderzoek bestond uit zowel de ontwikkeling van een nieuwe communicatiebehandeling als het meten van de uitvoerbaarheid en doeltreffendheid van deze behandeling. Het onderzoek werd geïnitieerd door de afdeling Kinderrevalidatie van de Sint Maartenskliniek en de St. Maartenschool, cluster-3 onderwijs, in Nijmegen. Binnen deze setting zien wij kinderen met complexe ontwikkelingsproblemen die grote moeilijkheden ondervinden bij de verwerving van vroege communicatieve gedragingen. Dit zijn bijvoorbeeld kinderen met cerebrale parese of een syndroom. Deze kinderen en hun sociale omgeving zijn aangewezen op de inzet van Ondersteunde Communicatie (OC)[1].Om de effecten van het CAIS te toetsen werd de werkwijze ingezet bij 24 kinderen met complexe ontwikkelingsproblemen.”
het Communicatie Assessment & Interventie Systeem (CAIS)
“Het CAIS bestaat uit een assessment en een interventie. Aan de hand van het assessment wordt vastgelegd hoe een kind zijn wensen kenbaar maakt. Er worden ontlokkingstaken uitgevoerd zoals het buiten bereik zetten van geliefd speelgoed om communicatie uit te lokken. Voorkomende communicatieve gedragingen zijn bijvoorbeeld oogcontact maken, een geluid maken of wijzen. Vervolgens wordt een interventie uitgevoerd met als doel het kind te leren om op een duidelijkere manier zijn wensen kenbaar te maken. Het leert bijvoorbeeld om naast een geluid te maken ook te wijzen, of om naast te wijzen ook een gebaar te maken. Er worden zowel zogenaamde operante gedragsprocedures als naturalistische oftewel sociaal-pragmatische procedures ingezet. Kenmerkend voor operante gedragsprocedures is het bekrachtigen van het gewenste gedrag en het systematisch aanbieden en afbouwen van hulp. Kenmerkend voor naturalistische procedures is dat de communicatieve functie van het gedrag altijd voorop staat en leeractiviteiten in de dagelijkse leefomgeving van het kind kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld tijdens spel- of eetmomenten. Naast één-op-éénbehandelingen met het kind,worden de ouders en overige betrokkenen gecoacht in de toepassing van communicatiestrategieën die zijn afgestemd op het kind.”
voor het aanleren van (proto-)imperatief gedrag
“Het CAIS richt zich op één belangrijke en basale communicatieve functie, namelijk duidelijk maken wat je wilt verkrijgen. Dit wordt ook wel (proto-)imperatief gedrag genoemd. Imperatief wil zeggen dat je met symbolen, zoals gesproken woorden, gebaren en/of grafische symbolen, duidelijk maakt wat je wilt verkrijgen. Proto betekent letterlijk ‘voorafgaand aan’. Ook voordat een kind symbolen gebruikt kan het zijn wensen kenbaar maken, bijvoorbeeld door te reiken, te kijken en/of geluid te maken. Dit noemen we proto-imperatief gedrag. Het CAIS richt zich zowel op proto-imperatief als imperatief gedrag. Het is één van de eerste communicatieve functies die een zich normaal ontwikkelend kind beheerst. Hierbij gaat het niet alleen om het verkrijgen van objecten, zoals een bal of een koekje, maar ook om het initiëren van sociale activiteiten, zoals het zingen van een lied of een kietelspel.”
aan kinderen met complexe ontwikkelingsproblemen.
“Het gaat om kinderen met beperkingen op verschillende vlakken, zoals cognitieve, motorische en/of zintuiglijke beperkingen die specifieke ondersteuning nodig hebben om de communicatieontwikkeling op gang te brengen. Dan heb ik het over kinderen die nog niet doelbewust lijken te communiceren met hun omgeving, maar ook over kinderen die wel een communicatieve intentie hebben, maar nog geen duidelijke communicatievorm. Die tweede groep spreekt niet of nauwelijks en gebruikt bijvoorbeeld geen of vrijwel geen gebaren of grafische symbolen in hun communicatie.”
Waarom heb je dit onderwerp gekozen voor je promotie?
“Ik wil graag een bijdrage leveren aan de academisering van de logopedie. Zeker voor zo’n kwetsbare groep kinderen is het belangrijk dat wij als zorgverleners zichtbaar maken wat we kunnen bieden en wat daarvan de effecten zijn. Deze kinderen kunnen heel gemakkelijk de sticker ‘niet-leerbaar’ of ‘ontwikkelingsplafond bereikt’ opgeplakt krijgen. “Rather than blaming the child when s/he is not learning, we must always analyse the teaching” (Christina Burk) geldt voor deze groep kinderen in het kwadraat. OC verdient nog veel meer aandacht. Het is een uitdagend en multidisciplinair vakgebied.”
Wat waren de resultaten van je onderzoek?
“Het CAIS is in een ruime verzameling casestudies doeltreffend gebleken. Door de inzet van het CAIS verwerven kinderen met complexe ontwikkelingsproblemen, meer dan wat op kansniveau te verwachten is, (proto-)imperatieve gedragingen. Een gedraging werd als verworven beschouwd als het kind deze niet alleen in de therapiesituatie liet zien maar ook een daarbuiten. Verder waren er aanwijzingen voor het optreden van responsgeneralisatie: sommige kinderen begonnen spontaan imperatieve gedragingen te laten zien die niet specifiek waren geoefend. Omdat het om een complexe werkwijze gaat was het belangrijk om na te gaan of therapeuten de werkwijze correct kunnen uitvoeren. De mate waarin een werkwijze correct wordt uitgevoerd noemen we de procedurele integriteit. De procedurele integriteit van het CAIS bleek hoog. We kunnen dan ook concluderen dat het CAIS voor getrainde logopedisten goed uitvoerbaar is. Een laatste belangrijk resultaat was dat ouders het CAIS in hoge mate bleken te waarderen.”
Kunnen er ook andere communicatieve functies worden aangeleerd met het CAIS?
“Er is voor het CAIS nog geen onderdeel ontwikkeld voor andere typen communicatief gedrag dan imperatief gedrag. Het zou kunnen dat kinderen bij wie het CAIS succesvol was, gebaat blijven bij de gestructureerde één-op-éénaanpak ervan. Er zou een procedure kunnen worden toegevoegd voor het onderzoeken en stimuleren van ander type vroegcommunicatief gedrag, zoals (proto)declaratief gedrag. Met een (proto)declaratieve uiting wil een kind de aandacht van de communicatiepartner op iets in zijn omgeving vestigen.”
Waar houd je je op dit moment mee bezig?
“Ik ben momenteel bezig met het ontwikkelen van een scholingsaanbod voor therapeuten, ouders en overige therapeuten om het CAIS breder te kunnen gaan implementeren. En ik onderzoek de mogelijkheden om vervolgonderzoek naar het CAIS te kunnen uitvoeren.”
Het WAP is een vereniging die een brug wil slaan tussen de psycholinguïstische theorie en onderzoek enerzijds en de praktijk anderzijds. Wat is volgens jou een goede manier om dit te doen?
“Samenwerking. Therapeuten die kritisch reflecteren op hun handelen en praktijkvragen voorleggen aan onderzoekers. Onderzoekers die de praktijk opzoeken. Diegenen met een dubbelfunctie zijn ook aangewezen personen om een brug te slaan tussen praktijk en onderzoek. Maar nog mooier vind ik in dit verband de term ‘vervlechten’: vervlechten in plaats van bruggen bouwen, de oevers naar elkaar brengen in plaats van een focus op de brug zelf.”
Onlangs sprak je met Nathalie Verstegen op de internationale conferentie Our Future Health. Hier sprak onder anderen ook Edith Schipper over de toekomst van onze gezondheidszorg. Wat was jullie boodschap?
“Ik kreeg samen met Nathalie de kans om het belang van OC te belichten. Nathalie is 28 jaar en heeft cerebrale parese. Zij kan niet praten en communiceert met een Tobii computer met eyetracker. Zij typt haar boodschap met haar ogen met behulp van een letterkaart. Haar moeder ontdekte, toen Nathalie 6 jaar was, dat zij kon lezen. Daarvoor ging iedereen ervan uit dat zij verstandelijk gehandicapt was. Nathalie vertelde wat haar Tobii computer voor haar leven betekent en welke technologische wensen zij nog heeft. We sloten onze presentatie af met onderstaande boodschap: Augmentative and Alternative Communication is never finished and consumer perspectives should play a major role in the design and development of AAC technologies. Promoting the best possible communication for people with complex communication needs is a must. Communication, connecting with other people, sharing your thoughts is a basic need. Also for persons who are mentally challenged and need even more extensive support. In order to truly use the power of technology, professionals must ensure that AAC intervention is driven, not by the devices, but rather by the communication needs of the individual. Communication for everyone, anytime and anywhere!”
[1]Ondersteunde Communicatie is de Nederlandse vertaling van de internationaal aanvaarde term ‘Augmentative and Alternative Communication’ (AAC). OC omvat alle strategieën die door een persoon met een communicatieve beperking zelf of door zijn sociale omgeving worden ingezet ter ondersteuning van de communicatie. Uitgangspunt hierbij is dat alle beschikbare communicatievormen het communicatieproces kunnen ondersteunen.